Hoofdstuk 8



Het eerste wat me opvalt is het licht. Of eigenlijk de afwezigheid van het. Ik zie nergens een spoortje van de zon, maan of wat dan ook. Alleen een dikke verstikkende mist is zichtbaar. Aan het gefrustreerde gepiep te horen is Huismuis ook tot die conclusie gekomen. Ik waad op de tast door de kolkende lucht op zoek naar de muis, en uiteindelijk voel ik een klein bolletje waar ik onmiddellijk m'n vingers omheen sluit. Razendsnel wringt het beestje zich los en schiet mijn mouw in. Voorzichtig schuifel ik achterwaarts terug. Alles tolt rond als ik naar adem hap. Dan dringt het tot me door: het vuur komt eraan. Ik schop Char wakker, geen zachte ontwaakmethodes deze keer. Het duurt ongeveer één seconde voordat ze door heeft wat er aan de hand is. Binnenin mijn mouw begint Huismuis te krijsen. De tijd dringt.

Zodra we op de grond staan dient het volgende probleem zich aan: welke kant moeten we op? We kunnen niets zien, en de kolkende mist verraadt niets. Bovendien begint mijn keel pijnlijk aan te voelen. Als we hier te lang blijven dralen zijn we snel verloren. Wanhopig tuur ik in de muur om te zien of er echt geen teken is welke kant we op moeten. De muis begint omhoog te kruipen naar mijn oksel. Ik weet niet wat hij daar te zoeken heeft maar het is geen prettig gevoel. 'Daar!',gilt Char opeens. Ik kijk in de richting die ze aanwijst. Een roedel wilde honden baant zich een weg door de struiken. Zonder te aarzelen rennen we achter ze aan. Nooit twijfelen aan dieren in dit soort situaties.

We houden de roedel ongeveer een kwartier bij. Dan beginnen we achter te raken, ze gaan te snel nu er minder obstakels zijn. Bovendien is rennen in de rook verschrikkelijk. Elke keer als ik ademhaal lijkt het alsof mijn longen gebraden worden. Ik gooi een fles water naar Char die ze meteen openschroeft en over haar heen giet. De restjes klokt ze naar binnen. Langzaam staan we op. De grond is vochtig en warm onder mijn blote voeten. Een beetje zompig zelfs. Huismuis begrijpt het als eerste. Hij klauwt over mijn borst -au- naar boven en spurt naar het meertje tegenover.

Voordat we de waterpoel kunnen bereiken word Char vastgegrepen en verdwijnt in de grond. Het volgende moment voel ik een koude hand om mijn enkel en word alles zwart.






Als ik weer bijkom lig ik in een soort hol. Een vreemd tenger meisje met glanzend lang zwart haar zit aan mijn boog te prutsen. De woede laait in me op. Mijn boog! Één van de enige tastbare herinneringen aan mijn ouders! Wie is dat kind wel, dat ze aan míjn spullen zit? Vroeger, toen mijn ouders nog leefden durfden de kinderen op school niet eens om naar mijn knikkers te kijken. Ik maak een raar grommend geluid achter in mijn keel. Het meisje kijkt op, terwijl ik verwoed probeer los te komen van de deken die me gevangen houdt. 'Ga maar weer slapen',zegt ze zachtjes terwijl ze me onder zachte dwang weer terug duwt op het bed. Ik staar in haar ogen, donkere poelen die brutaal terugkijken. Ik val terug op het bed terwijl ik probeer te herinneren wat er de afgelopen uren is gebeurt.

Als ik weer wakker word, is de pijn in mijn hoofd alleen maar erger geworden.

Ik zie dat ze Huismuis een stukje noot probeert te voeren. Eerst ben ik gerustgesteld dat hij veilig is maar dan denk ik aan Char. Waar is ze? Mijn ogen schieten door de grot, op zoek naar mijn bondgenoot. Het meisje ziet me kijken en wijst zonder iets te zeggen naar een donkere hoop die ik eerst had afgedaan voor 'steen'. Dan kijkt ze weer naar de muis in haar handen en zegt dan langzaam: 'Hij vertrouwt me niet.' Ik lach schril. Natuurlijk vertrouwt hij haar niet. Het is een muis en het koste mij behoorlijk veel moeite om hem zelfs maar in de buurt te laten komen, terwijl ik erg goed ben in de omgang met dieren. Ik voel dat ik weer langzaam begin weg te zakken in de slaap die ik al zo vaak heb gevoeld.

Als ik weer mijn ogen open zit het meisje nog steeds in dezelfde houding, al heeft ze nu niet Huismuis vast maar mijn vaders mes. Ik frons als ik zie dat ze haar nagels ermee probeert schoon te maken. Het is nog nooit iemand gelukt zonder minstens één keer in zijn vingers te snijden. Al snel legt ze het mes aan de kant en kijkt weer naar mij. 'Je vriendin is een slaapkop',zegt ze uiteindelijk na een lange stilte. 'Waarom maak je me niet los?',wantrouwig kijk ik naar haar. 'Ik wil langer leven dan vandaag. Ik weet heus wel dat niemand het fijn vindt om te worden...',ze zoekt naar woorden. 'Ontvoerd',zeg ik kil. Ze zucht. 'Als je het zo wilt noemen, best. Maar ik zie echt wel aan je dat je er geen moment aan zal twijfelen om mijn nek door te snijden met deze schoonheid',ze gooit het mes in de lucht zodat het draait en vangt het weer behendig op. 'Als je nog één keer met je tengels aan mijn mes zit vermoord ik je',zeg ik automatisch. Het meisje begint te lachen. 'En hoe ga je dat doen? Je bent vastgebonden, sukkel',vraagt ze met een spottende ondertoon in haar stem. 'Ik scheur je nek open - met mijn tanden als het nodig is.' Het meisje kijkt me geamuseerd aan. 'Zozo',zegt ze alleen. 'En anders geef ik hem' ik knik naar Huismuis 'wel een opdracht.' 'Zeer indrukwekkend',zegt het meisje. 'Dat nootje heeft 'ie trouwens van mij. Muizen zijn erg omkoopbaar.' Ze glimlacht liefjes als ze zegt: 'Ik denk dat ik hem Knoet doop.' Ik wil haar opensnijden, haar verwonden, haar helemaal kapotmaken, of op z'n minst naar haar schreeuwen om te zeggen dat hij Huismuis heet, maar ze is in het donker verdwenen. Huismuis zelf komt naar me toe trippelen. 'Zo kleine vent. Hoorde je dat? Een beetje heulen met de vijand hè!' Ik geef hem een tikje tegen z'n snuit met mijn vinger. Als antwoord bijt hij zachtjes in mijn teen.

Dan kruipt hij vertrouwelijk in mijn zak en valt, net als ik, weer in slaap.

Als ik -voor de verandering- wakker word, voel ik het warme vachtje van Huismuis tegen mijn onderarm aan. 'Ik geloof dat Knoet je erg aardig vindt.' 'Hij heet Huismuis!',schreeuw ik in haar gezicht. 'Wat een belachelijke naam.' Ik voel dat ik weer zwaar ga ademen. Het meisje wacht op een reactie, en die krijgt ze ook. Ik spuug in haar gezicht. Heel langzaam veegt ze haar gezicht af. Dan spuugt ze op mij. Omdat ik zit vastgebonden kan ik het niet weghalen en dat maakt me alleen maar woedener. 'Als je nog ooit los wil komen',sist ze. 'Zou ik maar gauw hiermee ophouden!' Dan verdwijnt ze weer.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen