Hoofdstuk 7



Een doodse stilte valt. Dan klinkt het onmiskenbare gejank van een wolf. Het wordt weer stil. De dieren bewegen niet. Ze fixeren hun donkere ogen op de groep Antyllie. Char ademt diep in en uit. Het oproepen heeft haar veel kracht gekost. Het is een oud ritueel dat ik nog ken van mijn overgrootouders. Na een tijdje met Char samengewerkt te hebben, leek het me handig om het haar ook te leren. We hebben het nooit nodig gehad. Maar nu wel. Het gejank klinkt weer, dichterbij nu. Er schuift er een wolk voor de maan. Een snorhaar trilt. Dan glijdt er een donkere schaduw door de struiken naar de vreemde groep wezens toe. Het vuur weerspiegeld in de ogen van de wolf. Er klinkt geen enkel geluid als de rest van de roedel dichterbij komt. Ze vormen een cirkel, op één na, die geluidloos Chars boeien doorbijt. Ik zie een plasje op de grond verschijnen. Één van de mannen heeft van angst in zijn broek gepist. Het is een lachwekkend gezicht. De hele groep, een kwartier nog geleden gefixeerd op om zoveel mogelijk dood en verderf te zaaien, kijkt nu hun dood in de ogen. Plotseling, zonder enige voorafgaande waarschuwing, duiken alle dieren naar voren. De wormen kruipen in een razend tempo door het vuur heen en bedekken de voeten van de vijand. De raven maken er een zootje van; door luid krassend door elkaar heen te vliegen en een soort bol om de Antyllie te vormen is het net nog zo kalme schouwspel in een chaos verandert. De vossen beginnen te blaffen en naar hun enkels te happen.



Het duurt niet lang voordat de Antyllie volledig uitgeput neerzakken op de grond, verwond en ondergepoept en volledig in de war door de gebeurtenissen. Eerbiedig maken de dieren plaats voor de roedel wolven, die nu met hun gehele aantal er nog bloedstollender uitzien als eerst. Langzaam zetten ze hun ene poot voor de andere. Dan beginnen ze treuzelend de Antyllie uit elkaar te scheuren.



Char zit weer bij me. De dieren hebben hun taak gedaan; ze zijn teruggekeerd naar hun schuilplekken diep in het bos. Op een afstand van zeker 500 meter liggen de resten van verscheurde Antyllie. De wolven hebben hun, precies zoals de bedoeling was, pijnlijk langzaam uit elkaar getrokken. En daarna weggesleept zodat we er geen last van zouden krijgen. De natuurlijke opruimers zullen de rest doen. De buit is veilig opgeborgen in jutezakken. We hebben genoeg vers eten voor twee weken en, het mooiste nog wel, een medicijn voor Char. We hebben ook een sleutel gevonden. We weten nog niet van wat, maar we verwachten van een Lemkimfokkerij. Eindelijk kunnen we weer eens rustig slapen.



Door een loeiende sirene schiet ik wakker. Verdwaast kijk ik om me heen. Dan ruik ik de brandlucht. Het komt van de richting van het dorp. Ik probeer Char wakker te maken maar ze mompelt wat en draait zich dan met een tevreden snurk weer om. Ik zag wel dat er ook een slaapmiddel in het medicijn zat, maar ik had niet gedacht dat het zo'n probleem zou kunnen worden. Ik gooi twee rugtassen vol met spullen en begin dan als een razende onze wilgentenenvoorraad om te toveren in een soort draagbrancar. Ik schuif Char er onhandig in, samen met zoveel mogelijk spullen. Ik mompel een verontschuldiging tegen Char dat we zo hardhandig moeten vertrekken, als ik plotseling denk aan Huismuis. Ik klim naar boven en check zijn appel. Niemand thuis. Dan zie ik hem. Hoog boven ons nest zit een havik op het punt te staan hem levend te verorberen. Jammer dan. Een tijdje geleden heeft hij Char gered, en nu is het mijn beurt. Ik span mijn boog en schiet de vogel recht door zijn strot. Verse kip vanavond. De sirene zwelt aan en snel vang ik Huismuis op die gewond maar levend half vallend, half rennend naar beneden komt. Dan begin ik te rennen. Langs de Händel, waar Anty's juichend en lachend de mensen spietsen die uit de vlammenzee komen rennen. Langs het dorp, dat in lichterlaaie staat. En alles wat ik kan denken is: 'mijn schuld mijn schuld. Dit hebben wij veroorzaakt. Mijn schuld mijn schuld.' Opeens komt er een vrouw om de hoek met een baby in haar armen. Ze duwt hem in mijn armen en zegt 'Ik vertrouw je' voordat ze dood neervalt. Er steekt een mes uit haar rug. Één moment blijf ik verbijsterd staan, met het kind vasthoudend en de dode moeder aan mijn voeten. Dan dringt de werkelijkheid tot me door. Ik moet hier weg. Ik ruk het mes uit de rug - een beetje oneerbiedig misschien, maar meer kan ik me niet veroorloven - en smeer hem dan. Huismuis komt onder het rennen zijn neus naar buiten steken. Zo te zien wil hij een ommetje maken. Daar komt niks van in! Na al die moeite om hem te redden laat ik hem nu niet zomaar ontsnappen. Ik probeer hem in mijn jaszak te proppen terwijl ik wanhopig de baby probeer rustig te houden. Dan zie ik een andere vrouw langs de weg knielen en iets kleins en slaps wiegen. Als ik haar nader zie ik dat het een dode baby is. Niemand wordt gespaard in deze verwoesting, zo te zien. Ik druk mijn jammerende gezel in haar handen. Ze kijkt me dankbaar aan en begint dan ook weg te rennen. Blijkbaar heeft haar leven weer zin omdat er net een vreemd meisje haar een onbekende baby heeft gegeven. Ik hoor Char kreunen. Vluchtig bedenk ik dat ze nog maar even in slaap moet blijven als ze niet wilt doodgaan. Ik blijf nog minstens een uur rennen totdat ik uitgeput op de grond zak. Chars slaapmiddel is eindelijk uitgewerkt en ik hoop dat ze sterk genoeg is om mee te vluchten. Ik moet er niet aan denken wat er gebeurt met haar als ze dat niet kan. Mijn binnenzak begint heftig te spartelen en ik besluit dat Huismuis even frisse lucht moet krijgen voordat hij mijn jas aan flarden bijt. Verontwaardigd steekt bij z'n snuit naar buiten en piept luid. Ik hou hem een stukje appel voor en hij grist het boos uit mijn handen. Mooi zo. Als hij tenminste eten aanvaardt, zal het heus niet zo erg zijn. Char graait in de rugtas. 'Er zit geen eten in',zegt ze beschuldigend. 'Dat komt omdat jij dan alles opvreet',antwoord ik. Char bromt wat en begint dan in mijn rugtas te graven totdat ze vind wat ze zocht. Ik kijk toe terwijl ze het geitenkaasje opeet en dan haar rugtas omdoet. Ik grijp Huismuis bij zijn lurven en duw hem in mijn zak. Ik wankel overeind en begin, rustiger nu, weg te lopen van het vuur achter ons.



Na drie uur lopen begint Huismuis weer te krabben, maar ik heb geen zin om weer te stoppen, dus ik geef hem nog maar een stukje appel. Het houdt hem ongeveer drie seconden bezig. Ik kijk achter me, maar ik zie geen vuur meer. Ik hoop we de vlammen voorbij zijn gelopen, maar durf nog niet een heel kamp op te slaan. Char is zo uitgeput dat ze meteen hoog in de boom in slaap valt, en ook ik voel mijn ogen zwaar worden.



Midden in de nacht hoor ik Huismuis luid piepen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen