Foto bij Truth Said.

De ochtend bracht enkel slecht nieuws en een pijnlijke nek. De zon priemde m’n ogen uit, liet me de wereld zien door spleetjes. Mijn keel was droog, mijn tong niet echt spraakzaam. Alles deed pijn. Iedere spier, iedere zenuw, ieder gevoel. Ik kon niet lachen en niet huilen, het enige wat ik kon doen was achter hun aan slenteren in de ochtend lucht. Soms keek ze even om, alsof ze zeker wou weten of ik nog niet in rook was opgegaan. Voor een seconde kon ik glimlachen, een pijnlijke optrekking van m’n linker mondhoek. Ze twijfelde, wist niet zeker of het wel gepast was maar glimlachte terug. Het was een beweging van pure elegantie. Ze glimlachte, zocht naar iets in de bitterheid van m’n ogen en keerde dan weer weg. Ze liep niet, ze zweefde over de grond heen. Casstiel liep aan m’n zijde, compleet ingenomen door het tellen van Liz haar passen. Iedere beweging berekende hij, bestudeerde hij tot in het detail. Ik wilde er een opmerking over maken, maar had geen idee hoe. Mijn hoofd was leeg en de woede die opgespaard zat was weg. Het voelde alsof ze een deel van me had weg gesneden die avond. Ik voelde me mak en levenloos, wachtend als marionet tot iemand aan m’n touwen zou trekken. Ik bewoog langzaam verder, langs gangen en deuren die ik al duizenden keren eerder gezien had. Langs kinderen die ik had zien opgroeien, professoren die ieder jaar minstens 5 rimpels rijker werden en 206 grijze haren. Alles was vaag en onzuiver.
“Rose?” het was zacht en ik wist bijna zeker dat ze het niet gehoord had, maar ze keerde zich om. Haar ogen toonde een mengeling van verbazing en kinderlijk plezier. “Scorpius?”
Ik sloeg er in nog eens te glimlachen maar niet zo succesvol als eerder. De blik in haar ogen wisselde naar zorgen die ze probeerde te verbergen door haar lach op te houden.
“Het spijt me van gisteren…”
De woorden sneden door alles wat ik ooit geleerd had. Nooit had ik mijn excuses aangeboden. Het deed pijn. Als een veldslag van dagen die je zomaar opgaf. Duizenden gewonden maar niemand sprak erover want er was al te veel gezegd geweest. Ik had ze naar hun droefenis geleid.
Ze zocht naar antwoorden, de waarheid die ik nooit gezegd had.
Haar hoofd keerde zich om naar Liz die een aantal passen bij ons vandaan stond te wachten. Ze leek niet echt gehaast, genietend van de complimenten die Casstiel haar toe fluisterde.
Ze twijfelde, zette een stap van me weg maar bedacht zich,“Welk deel?”
Ik beet op m’n lip, voelde hoe een frons mijn voorhoofd deed kronkelen. “Ik meende niet wat ik zei in de les. Ik probeerde gewoon….”
Ik slikte mijn woorden terug in. Zoveel waarheid kon ik haar niet geven. Zoveel waarheid was te veel voor één dag. Ze haalde haar lippen van elkaar om iets te zeggen, maar geen woorden kwamen. Ze leek door stomheid geslagen, in de war door een bekentenis die ik haar niet gaf.
“Je probeerde wat?”
Een zucht liep over m’n lippen, maakte m’n hoofd voor even leeg en mijn hart iets minder zwaar.
Voor ik een duidelijk reactie klaar had, deed een hand op m’n schouder me opwekken. “Gast, wat doe je?”
Zijn stem deed me duizelen en het geluid van hoge hakken tegen de grond keerde m’n maag om.
Ik keerde me van haar weg en grijnsde naar Jay en Emily. Ik voelde het komen, zo zuur dat mijn keel er door brandde. Zo bitter dat ik wist dat mijn gezicht ieder moment kon vertrekken.
“Geen idee, man. Ze kwam zomaar op me af! Niet te geloven dat ik met dat moet werken…”
Ze grinnikte luid en toen ik me omkeerde, was ze al weg aan het razen. Ze griste naar Liz, trok haar mee en wierp voor een laatste keer een blik op me. Ik dacht… nee, ik ben bijna zeker dat haar ogen tranen toonden die ochtend. Een dolk van een scherpe blik duwde zich in mijn hart naar binnen, keerde zich en werd er weer uitgerukt. Ik probeerde mezelf recht te houden aan de muur, maar alles tolde zo snel. Ik perste mijn ogen dicht, klemde mijn tanden op elkaar. Emily’s stem klonk hoog en angstig,”Scorpius?!?”
Ik voelde hoe een hand me recht trok en zacht gromde.
“Ik breng hem naar de ziekenzaal, gaan jullie maar!”
Jay wou er op ingaan, maar met een kwaad gesis van Casstiel, liepen ze snel door. Ik kon niet ademhalen, niet denken en al zeker niet antwoorden op het razen van zijn woorden. Hij bleef maar gaan. Verweet me van alles. Hij maakte de pijn erger en voor even leek het me duidelijk.
Ik was mijn eigen boeman. Ik pijnigde mezelf om sterker te lijken, om sterker te voelen. Alleen deze keer lukte het niet. Want de eigen zwaktes die ik al had, maakte zij erger met de zwakte die ik voor haar had. Haar ogen bleven me aanstaren vanuit de achterkant van mijn gedachten.
Woedend. Walgend. Maar vooral teleurgesteld.
Ik vervloekte mezelf en de naam die ik droeg, de faam van een ongewild karakter.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen