De Ontdekking van een ontsnapping.
Na uren lag ik nog steeds wakker. Mama en Eva waren allang naar bed. Ik keek naar mijn horloge. Voorzichtig streelde ik over de steentjes. Het was echt prachtig. Mijn gedachten dwaalden weer af naar Harry. Ik zou hem nooit meer zien. Als ik er overmorgen niet was en de dag daarna weer niet dacht hij vast dat ik hem niet meer wilde zien. En dan zou hij wel blijven. Het paniek gevoel borrelde weer op. Zuchtend stond ik weer op en keek door mijn raam. Het was volle maan, dus ik kon het bos zien. Ik wilde Harry niet kwijt raken. Opeens kreeg ik een plan. Ik deed het horloge om mijn pols en maakte het raam open. Voorzichtig stak ik mijn been naar buiten en daarna het andere. Mijn voeten liet ik op de dakgoot zakken en ze zochten naar grip. Toen deed ik voorzichtig het raam weer dicht en liep een stukje naar rechts. Aan de rand liet ik me voorzichtig naar beneden zakken. Ik hing alleen nog aan mijn armen aan de dakgoot. Het was nog best hoog. Toch liet ik los, het was mijn enige kans. Toen mijn voeten de grond raakte schoot er een stekende pijn door. Ik kreunde zachtjes en bleef een poosje zitten. Het tintelde, maar ik kon ze nog bewegen.
Na een paar minuten stond ik voorzichtig op. Het voelde niet geweldig, maar ik kon nog lopen. Dus rende ik snel het bos in. Waar ik nog niet over na gedacht had was hoe ik het bos uit kwam en in de wereld van Harry terecht zou komen. Ik besloot eerst naar de boomhut te gaan, vanaf daar ging Harry altijd rechts. Dat zou ik ook proberen. Zonder paard was het super ver naar de boomhut. Twee uur later kwam in aan. Ik had dorst en was moe. Mijn voeten waren zo pijnlijk dat ik het bijna niet meer voelde. Ik liep eerst naar het meertje en plensde water in mijn gezicht. Daarna dronk ik er gulzig van. Ik bleef even uitrusten. Het was al half 4. Ik had geen tijd te verliezen, Eva was altijd vroeg wakker en dan zou ze ontdekken dat ik weg was. Voor die tijd moest ik hier al weg zijn.
Ik sloeg rechtsaf en liep door het bos heen. Er leek geen eind aan te komen. Wat nou als ik verkeerd liep? Waarom was dit ellendige bos zo enorm groot? Ik wilde opgeven, maar iets in me riep dat ik door moest zetten. Ik kon niet meer naar huis. Opeens kwam ik een grote, donkere grijze muur tegen. Hij was enorm hoog, minstens twee keer zo groot als ik. Hoe kwam ik hier nou weer over? Waarom konden dingen nooit makkelijk en simpel zijn? Ik probeerde er tegenop te klimmen, maar dat ging niet. De muur was steil omhoog en glad. Ik gleed elke keer opnieuw weg. Een stukje verder stond een boom, de takken hingen een beetje over de muur. Mijn enige redding.
Ik rende erheen en klom in de boom. Dat had ik mijn hele leven al gedaan, dus dat ging soepel. Maar de takken waren erg dun, ik kon niet over de muur klimmen. Ik moest springen. Want bovenop de muur stond een soort gaas. Als ik spring en dat vast kan pakken, dan kan ik mezelf erover heen hijsen. Als ik spring en ik mis, dan knal ik mijn mijn lichaam tegen de enorme muur aan. Snel schudde ik de gedachte van me af, maakte me klaar voor de sprong en zette af tegen de tak.
Reageer (1)
Omg! Zoooooo spannend!!!!!! Snel verder please?!
1 decennium geleden