Chapter two. So you think you're cool enough?
Ik moet spijtig genoeg wel mededelen dat ik niet altijd even snel kan posten.. Mijn oprechte excuses hiervoor..
Ik kijk de verlichte ruimte rond, op zoek naar de kindergezichtjes die me zo vrolijk maken. De deken op de bank beweegt, ik zie twee paar voeten door het gat in de muur en volgens mij hebben de gordijnen vingers laten groeien.
De vijf-jarige Jared springt vanachter de versleten bank en vliegt me in mijn armen.
'Kay! Yui heeft ons bang gemaakt! We moesten ons verstoppen, anders zou Zeus ons te pakken krijgen en meenemen.' barst het kleine jongetje enthousiast uit. Ik sla mijn armen gerustgesteld om hem heen en wrijf over zijn blonde kroeshaar. Yui en haar gekke verhalen intrigeren hem mateloos, en ik kan het niet helpen dat ik het schattig vind hoe hij geloofd in de griekse goden als christenen dat doen in hun God.
'Maak je maar geen zorgen, Jared. Zeus zal je niets doen zolang wij over je waken.' ik laat hem los en stap naar voren, om de anderen te bekijken. Yui staat schuldbewust tegen de bank aangeleund, haar smalle lippen afwachtend op elkaar geperst.
'Jij, maak hem niet meer zo bang met je verhalen.' lees ik haar de les. Ze is met haar veertien jaar een van de oudsten, maar dat betekend nog niet dat ze zich ook zo gedraagt.
'Oké, oké, komt wel goed. Laat zien wat jullie bij elkaar hebben gekregen vandaag.' begerig werpt ze een blik op de volle binnenzakken van mijn jas.
Ally, het dertien-jarige moederfiguurtje, heeft Zoey bij de hand als ze uit een donker hoekje kruipt.
'Uta, Penn, kom maar! Hebben jullie nog niet gezien dat Kay en Han er weer zijn?' roept ze luidkeels alsof de wereld van haar is. Ik kan een glimlach niet bedwingen en laat me op de grond zakken. De anderen volgen mijn voorbeeld, Uta en Penn komen vanachter de gordijnen gekropen en voegen zich bij de kleine kring. Han en ik beginnen in onze zakken te graaien, op zoek naar de zilveren muntstukken die we hebben weten te bemachtigen op straat. Gevonden in de zakken en portefeuilles van een stel rijke mensen. Het zal je misschien niet verbazen dat ons motto luidt: 'Wat je vind mag je houden.'.
We leggen handenvol van het glimmende goed op de houten vloer. Er gaat een teleurgestelde zucht door de kring kinderen heen.
'Het spijt me, we hebben ons best gedaan.' mompel ik zacht en kijk naar de sombere gezichten. Zelfhaat begint in me te borrelen.
Mort was altijd de beste van ons drieën. Altijd, in alles. Jatten, vluchten, klimmen. Nu hij weg is moeten we ons maar zien te redden, maar dat lukt niet altijd even goed. Nog even en we hebben helemaal niets meer te eten.
Ik bal mijn handen tot vuisten.
'Han, neem Ally en Penn met je mee. Je kunt de resten van gisteren uit de pot halen.' Ik sta op en probeer me te beheersen tot ik uit de kamer ben. Ik stamp zo zachtjes mogelijk naar de oude trap en storm dan naar boven, de gaten en rotte planken behendig overslaand. Ik zet me af tegen de muur als ik boven ben en grijp het handvat van de brandtrap vast om hem in mijn val naar beneden weer mee te trekken. De trap rolt zich piepend uit en snel ga ik naar boven. Als ik op het dak sta neem ik diep adem en laat mijn ergernis en woede los.
Like it?
Reageer (2)
Ik vind het leuk:)
1 decennium geledenEn ik wacht wel even:)
Me likes
1 decennium geledenEn ik kan wel geduld hebben hoor, doe vooral rustig aan als je het druk hebt ^^