Aarzelend en met duidelijke spijt in zijn ogen zette Kees een stap naar voren. "Het spijt me Loena, maar de cake is op."
En hij zette nog een stap naar voren.
"Uh, maakt niet uit hoor" stamelde ik. 'Ik ga wel weer. Ik wil jullie niet tot last zijn"
"Oh, maar je bent ons helemaal niet tot last hoor, lieve Loena, integendeel, we zijn blij dat je bent gekomen." kweelde Kathelijn met een lief stemmetje.
Zij had hier duidelijk wat minder spijtige gevoelens over dan Kees .
"Waarom doen jullie dit"
"Ach, lieverd." kweelde Kathelijn weer. "Dat is toch overduidelijk. Jij kwam hier om iets te vertellen over Kees zijn moeder. Dat kan maar één ding betekenen. Jij weet hoe ze is gestorven."
"Wat bedoel je?" stamelde ik. "Bedoel je dat JIJ ook weet hoe ze is gestorven?"
"Wat bedoel je? Natuurlijk weet ik dat."
Voor het eerst leek Kathelijn een beetje uit het veld geslagen. Maar toen herstelde ze zich weer.
"Oh, ik snap het al. Jij probeert me een beetje uit mijn evenwicht te halen, maar dat lukt je niet, liefje. Natuurlijk weet ik dat. Ik was tenslotte degene die haar heeft gedood."
Vaag was ik me ervan bewust dat ik haar met open mond aanstaarde, en dat dat er nou niet echt sexy uitzag. Maar het enge wat ik kon denken was... DITKANNIETDITKANNIETDITKANNIET! Steeds maar weer. het speelde zich in mijn hoofd af als zo'n irritant liedje dat je maar niet uit je hoofd kan krijgen.
Toen het me eindelijk weer lukte om me weer te bewegen, stamelde ik "Maar, jij kan niet... jij was niet... En professor Anderling, Minerva. Jij kan het gewoon niet gedaan hebben!"
Ik schreeuwde de laatste zin...
Kathelijn lachte, het was een gemene lach, eentje die haar hele gezicht vertekende, alsof deze lach niet echt bij haar hoorde.
"Natuurlijk heb IK het gedaan. En doe nou niet alsof je dat verbaast. Dat is toch zeker de reden dar je hier bent. Je zei dat je kwam voor de dood van Kees zijn moeder. En dat kan maar één ding betekenen; je bent hier om mij te laten boeten voor de moord. En om de naam van Minerva te zuiveren."
Kathelijn was steeds sneller begonnen te praten, ook was er een soort manische ondertoon in haar stem geslopen.
Verrast constateerde ik dat Kathelijn, ondanks het feit dat ze hoogstwaarschijnlijk een moord had gepleegd, geen harteloze moordenaar was. Ze was gewoon een normaal mens, net als ik. Alleen wel een mens die had geleden. Ik vroeg me af waarom ze Kees zijn moeder had vermoord, en wat ik in haar plaats gedaan had als ik net zo veel geleden had als zij.
Maar het meest nieuwsgierig was ik wel naar wat er in snottifantshoorn was gebeurd met haar waardoor ze een moord moest plegen.
Kathelijn had even gezwegen om rustig te worden en haar emoties weer onder controle te krijgen, maar nu ging ze verder.
"Ja, dat is waarom je hier bent. Maar je zult me niet krijgen. Wat Minerva en jij ook voor smerige plannetjes hebben bedacht, ik doorzie ze wel.
Minerva... ja, ik weet nog precies hoe ze eruitzag. Als ik eraan terugdenk, aan hoe het allemaal begon."
Kathelijns ogen verzachtten zich iets en ook haar gezicht ontspande zich. Even had ik het gevoel dat ik nu naar de echte Kathelijn keek. De Kathelijn die nooit geleden had. De Kathelijn die nooit een moord had gepleegd
Toen begon Kathelijn te vertellen en ik luisterde geboeid.
"Minerva was toen 16. Ik was jonger, ik was pas 9.
Ik ben wat jullie tovernaars een 'dreuzel' noemen, maar toch wist ik alles van tovernaars en Zweinstein.
Ik wist dat jullie een gevaar waren, en ik vond dat jullie moesten uitgeroeid worden.
Maar elke keer dat ik er tegen iemand over begon, werd ik of uitgelachen of gewoonweg genegeerd.
Mijn hele leven was een hel. Niemand wou met met me spelen en mijn eigen moeder, mijn bloedeigen moeder negeerde me omdat ze zich schaamde voor haar 'gestoorde' dochterje. En dat allemaal vanwege die vervloekte tovenaars."
Ik wou haar onderbreken om te zeggen dat het niet 'onze' schuld was dat haar leven een hel was geweest; als ze het gewoon tegen niemand had gezegd dan was er niks gebeurd. Maar iets hield me tegen, of zoals mijn oma altijd zei: "Ligt er een sarcastische opmerking klaar in je mond,
Rol dan even hard over de grond.
Want is wat je wil zeggen heel erg gemeen,
Dan kun je die opmerking vergelijken met een steen.
Hij komt net zo hard aan,
en je hebt er niks aan."
(Gelukkig was dit Oma's langste spreuk ooit, want als één van haar spreuken nog langer was geweest had ik ze op een kussentje moeten borduren om te onthouden.)
Bovendien was er iets wat belangrijker was. Hoe kon een dreuzel iets afweten van tovenaars?
Natuurlijk zag een dreuzel soms wel eens was "Magical Stuff", maar met een kleine tikje met de toverstok op de hersenpan was dat altijd zo weer opgelost.
Kathelijn ging verder: "De enige die me wou geloven was Kees. Mijn man, ja. Hij wist hoe het was om te worden bespot, vergeten.
Zijn moeder, Kerstena, hield niet van hem. Toen Kees 5 jaar was, was Kerstena's man, Kees zijn vader, ervandoor gegaan.
Kathelijn was opnieuw getrouwd met een man die een dochtertje van 6 had. Kathelijn keek niet meer om naar hem en vertroetelde in plaats daarvan Kris
-ik had moeite mijn lachen in te houden. Serieus? Later ging ik een boek schrijven over: "Waarom je niet iedereen in je familie een naam moet geven met de letter K". Het wordt vast een bestseller.- zoveel als ze kon terwijl Kees werd vergeten.
Zo leefden Kees en ik in ons eigen wereldje. We deden alles samen. Zolang we met zijn tweeën waren kon het ons niet schelen wat mensen over ons dachten. Zo ging ons leven door, tot alles veranderde. Het was een week voor de moor... dood van Kerstena.
Ik kwam tussen de middag bij Kees, zoals altijd. Niet dat het Kathelijn interesseerde. Ze negeerde Kees, en mij dus ook. Die dag vond ik iets dat mijn leven zou veranderen... en dat van Kerstena ook.
Kees was even naar het toilet en ik snuffelde wat rond in de kelder. Ik vond een oude kist.
Ik probeerde hem te openen maar de deksel zat potdicht. Ik liet mijn ogen de kelder ronddwalen op zoek naar iets waarmee ik de deksel kon optillen, toen een schittering mijn aandacht trok.
Ik liep ernaartoe en constateerde tot mijn grote vreugde dat het een oude verroeste sleutel was.
En inderdaad de sleutel past op de kist. Ik tilde de deksel op en vond een oude stapel kranten. Ik las de koppen:
"Droebel wint verkiezingen"
"Gevangen draak kost veel dreuzellevens"
"Perkamentus verwelkomt nieuwe leerlingen op Zweinstein"
"Harry Potter, de jongen die bleef leven, overwint basilisk"
Veel snapte ik er niet van, maar één ding waas zeker, Kerstena was een heks!
Weliswaar een heks die gestopt was met toveren, maar toch, een heks!
Ik wist dat dit mijn kans was om te bewijzen dat heksen en tovenaars echt bestaan. En dan zou iedereen me mogen, dan zou ik op de de schouders worden geklopt. Mijn ouders zouden trots op me zijn. Ik zag de krantenkoppen al voor me: "Kathelijn bewijst bestaan Heksen"."
Kathelijn spuugde even verbitterd op de grond. "Ja, ik was nog jong en stom."
Kathelijn stopte weer even alsof ze moest nadenken en ik besloot dat dit een goed moment was om weer te ademen. Adem in. Adem uit.
Kathelijn vervolgde haar verhaal:
"Toen kwam de de moord. Ik had mijn hele plan klaar. Het moest lukken! maar toen kwam Kris en..."
Kathelijn had nog weer willen zeggen maar ze werd onderbroken door Kees die nog steeds in de deuropening stond met zijn mes.
"Kathelijn, liefje, ik denk dat het wel tijd is om haar eens op te ruimen."
Mijn enige hoop op redding was Kees geweest, die ogenschijnlijk niet zo blij hiermee was geweest. Maar toen ik zijn gezicht afspeurde op zoek naar een beetje medelijden, en ik stuitte op een strak emotieloos gezicht, wist dat ik dat die hoop tevergeefs was. Ik ging eraan.
Kees stapte op me af en plotseling ging alles in de hoogste versnelling. Ik kon me niet herinneren dat ik mijn toverstok had getrokken, maar plotseling stond ik daar, met mijn toverstok in mijn handen. Kees deinsde achteruit, maar het was al te laat. Een groene straal raakte hem vol in de borst. Kathelijn stond even met een mond vol tanden maar kwam toen met woeste ogen op me af. Het volgende moment raakte een straal de lamp en viel vol op haar hoofd. Kathelijn viel en een steeds roder wordende plek op het tapijt verried dat ze nooit meer zou opstaan.
Versuft keek ik naar Kees en Kathelijn. Wat was er gebeurd? Dit had ik toch niet gedaan? Ofwel? Wie had het anders moeten doen?
Het eerste wat ik nu moest doen was weg. Weg van deze onheilsplek. Ik draaide me om naar de deur om weg te gaan, toen ik een kleine gestalte op de trap zag staan. Het was Kareltje, Kathelijn haar zoontje van 8.
Verschrikt vroeg ik me af hoe lang hij daar al stond. Ik keek in zijn ogen en vond het antwoord. Hij had alles gezien.
Zijn mond opende zich en er kwam één woord uit.
Op dat moment verdwijnselde ik.
Ik duwde een verschrikte Vilder opzij en ging naar mijn kamer. Ik ging op bed liggen maar ik kwam niet in slaap.
Steeds maar zag ik de lichamen van Kees en Kathelijn vallen. Steeds hoorde ik dat ene woord dat Kareltje had gezegd.
"moordenaar"

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen