Hoofdstuk 2
Toen ik door het bos naar huis liep, zag ik iets vreemds. Het was alsof er een soort licht van achter een boom kwam. Niet van een lamp ofzo, het leek meer zonlicht. Dat was onmogelijk, aangezien het er naar uitzag dat het toch niet droog bleef vandaag. Ik liep langzaam maar nieuwsgierig naar het licht toe, maar ook een beetje bang. Wat als het een alien of iets dergelijks was? En wat als het niet vriendelijk was? Maar toch liep ik door. Achter de boom zat een meisje. Dat was vreemd. Ze leek te gloeien, licht uit te stralen. Het was heel raar, want normaliter stralen mensen geen licht uit. Ik keek naar haar. Alles gaf licht. Haar lange, golvende, blonde haar tot haar middel gaf zelfs licht. De kleren die ze aan had gelukkig niet. Het waren alleen niet echt gewone kleren. Ze had een soort van geel achtig jurkje aan. Maar het was niet zo’n kinderachtig jurkje. Het was een prachtige jurk. Ze bewoog wat in haar slaap en ik was bang dat ze wakker zou worden, dus ging ik achter de boom staan. Zo te horen gaapte ze nog wat en rekte zicht uit. Ik zette voorzichtig een stapje, zodat ik kon zien wat ze deed zonder dat ze mij kon zien. Geen goed idee. Ik stapte op een dikke tak, die onmiddellijk doorbrak. Het meisje keek geschrokken mijn kant op. Ik staarde in haar geschrokken blauwe ogen, terwijl ik probeerde te bedenken waarom ik ook al weer zo nodig door het bos naar huis moest lopen. Ze keek me nog steeds geschrokken aan, maar er was iets aan haar veranderd. Ze straalde geen licht meer uit, maar zag er gewoon net zo uit als ik. Afgezien van het schattige jurkje dan. Ik bedacht me dat het misschien beleefd was om iets te zeggen. ‘Hoi.’ Mompelde ik. Fijn, ik zie een lichtgevend meisje, het licht gaat uit en wat zeg ik? Hoi. Lekker slim. Ze keek me aan alsof ze bang was voor mij. Ik snapte niet waarom iemand bang zou zijn voor mij. Ik was niet echt heel erg lang, maar ook niet kort. Ik had een verlegen gezicht en was absoluut niet sterk. Geen rede tot angst dus. ‘Ehm… hoi?’ Zei ze. Ik vroeg me af waarom het klonk als een vraag. ‘Eh… volgens mij ben je nogal moe, anders ga je niet in een bos slapen. Waarom kom je niet in mijn huis even uitrusten?’ Vroeg ik. Ik kon mezelf wel slaan. Ik kende haar niet eens. Wat als dat rare licht dat ze net nog uitstraalde gevaarlijk was? ‘Ehm oké. Bedankt. Dat is erg aardig van je.’ Zei ze met een zachte, hoge stem. Fijn, ik had gehoopt dat ze mijn aanbod zou afslaan. Maar dat deed ze niet. ´Oké, kom maar mee dan.´ Zei ik. Ik liep verder en ze vroeg of we misschien wat meer in de zon konden lopen, dat we ervan moesten genieten zolang er nog geen wolken voor waren. Dat was vreemd, net zag het er nog uit alsof we eens storm kregen, maar nu was het weer helemaal helder. Die wolken konden toch niet zomaar oplossen?
O_O Ik weet niet waar dat vandaan kwam
Reageer (1)
Spannend, snel verder?
1 decennium geleden