Wonderland
Fluistert hij..
---
Weken zijn voorbij gegaan, en na een nieuw optreden besluit Alice Casper te bellen maar niemand neemt op. Op dit moment gaat ze een kijkje nemen in het huis.
Toen Alice al een tijdje niks had vernomen van Casper en Hailey, besloot ze een kijkje te gaan nemen bij het huis. Ze was snel in haar auto gestapt en was met ruim 20 kilometer per uur te hard naar het huis gereden. Eenmaal daar aangekomen zag ze dat het huis er normaal uitzag. Alice loopt naar de deur en klopt, maar als niemand na een tijdje open doet, begint ze argwaan te krijgen. Dan herinnerd ze zich dat Casper haar een tijdje geleden een reservesleutel voor het huis gegeven heeft voor noodgevallen. Snel pakt ze de sleutel en steekt hem in het slot. Ze draait hem rond, en de deur springt open. Langzaam loopt Alice het huis in. Haar hart slaat sneller en haar ademhaling gaat harder. Ze sluit de deur achter zich and draait zich om. Het huis ziet er normaal uit.
“Cas? Hailey? Zijn jullie thuis?’
Vraagt Alice, met een onzekere toon in haar stem. Langzaam doorzoekt ze alle vertrekken van het huis, terwijl ze hun namen blijft roepen. Casper verlaat het huis bijna nooit, hij is zo gesloten, tenzij er misschien een familielid overleden is?
Langzaam legt Alice haar hand op de deurknop van de deur die naar de kelder leid. De enige kamer die ze nog niet heeft gehad. De deurknop voelt koud en glad. Alice slikt een keer terwijl ze de deur opent. Langzaam loopt ze naar de stenen trap. Ze ziet dat het licht brand in her vertrek met de hoeden. Iets in de kamer zorgt voor een raar drukkend gevoel op haar borst, en hoe dichter ze bij de kamer komt, hoe erger het werd.
Hijgend komt Alice in de kamer, maar het beklemmende gevoel is nog niet weg. Een koude windvlaag waait door de kamer. Dat was heel vreemd, aangezien het stralend weer was. De zon was aan het schijnen, er waren geen wolken te zien, en de lucht was stralend blauw. Dezelfde kleur blauw als het jurkje dat Alice die morgen aan had getrokken. Haar lievelingsjurkje: Een kort blauw jurkje tot net boven haar knieën en Zwarte flatjes als schoenen.
‘Casper? Ben je hier?’
Vraagt ze, met een trillende stem. Langzaam loopt ze rond door de ruim verlichte kamer. Dan ziet ze een zwarte hoed liggen op de grond. Ze glimlacht terwijl ze bukt om de hoed op te pakken.
Ze houd de hoed in allebei haar handen en bestudeerd hem, terwijl ze langzaam opstaat. Een raar gevoel bekruipt haar. Plotseling begint de hele kamer te draaien en word het zwart voor haar ogen.
Als ze bijkomt is ze niet meer in Casper’s kelder, maar ligt ze op een modderig pad. Langzaam kruipt ze overeind en kijkt om haar heen. Als ze naar links kijkt, kijkt ze recht in het gezicht van een kat met een mega lach op zijn gezicht. Alice gilt en springt achteruit, terwijl ze naar de kat wijst met open mond en grote ogen.
‘w-wat? Waar ben ik?!’
Vraagt ze vol ontzet terwijl ze haar ogen strak op de kat gericht houd. Ze hoort de kat grinniken.
‘Wonderland, waar anders liefje’
Zegt de kat, nog steeds met die griezelige lach op zijn gezicht. Alice gilt alweer, en valt op haar kont in het gras.
‘j-Jij praat?!”
Zegt ze, terwijl ze haar ogen dicht doet en in haar arm knijpt. Ze hoopt dat ze gewoon ligt te slapen en dat ze wakker word in Casper’s armen, maar als ze haar ogen opendoet ligt ze nog steeds op de grond.
‘Ik ben de Kolderkat, en wie ben jij?’
De stem van de kat klinkt trots als hij verteld wie hij is. Alice, die nog steeds ervan overtuigd is dat dit een droom is komt langzaam overeind en loopt naar de kat.
‘Alice..’
Mompelt ze. Ze ziet dat de groene spleetoogjes van de kat twee keer zo groot worden als ze haar naam zegt. De kat spring van de tak, waar hij de hele tijd opzat en gaat vlak voor Alice’s voeten zitten. Alice knielt neer en houd haar hoofd schuin.
‘De Alice? De nieuwe Alice?!”
Vraagt de kat, met grote ogen. Nog steeds is hij aan het grijnzen. Nu dat hij dichterbij is, kan Alice goed zien hoe hij eruit ziet. Zijn vacht is licht grijs met zwarte strepen. Zijn staart is grijs met wit gestreept en ook zijn poten zijn wit.
Alice haalt haar schouders op en fronst.
‘euh, gewoon Alice’
Zegt ze met een zachte stem. Ze staat op en kijkt om zich heen. Het is duidelijk dat ze hier weg wil. De kolderkat merkt het en gaat pontificaal voor Alice staan, op beide achterpoten.
‘kom Alice, Kom, je moet naar de hoedenmaker! Voor ze je vindt, snel snel’
De kat heeft ineens veel haast en springt van tak tot tak verder en verder het bos in. Alice besluit hem te volgen. Na een lange poos, en veel uitleg van de kat, komen ze uit op een weiland. In het midden staat een tafel, met daaraan 2 persoon. Een man met een hoed. Alice, die dacht dat de kat met ‘de hoedenmaker’ Casper bedoelde, was een beetje teleurgesteld toen ze zag dat het een ander persoon was. Een man, met een stoppelbaardje en een lange jas. De kat sprong op tafel en fluisterde iets in het oor van de man. De man stond meteen op en sloeg met zijn hand op de tafel.
‘DE Alice?! Zij daar is DE Alice?!’
Hij wees in Alice’s richting terwijl hij tegen de kat sprak.
‘maar dat is geweldig, kom, kom zit en neem een kopje thee!’
Hij spreidde zijn armen en wenkte Alice. Alice nam plaats aan de tafel en zag hoe een muis haar thee inschonk.
‘Ik ben Zevenslaper’
Zegt de muis met een vrolijke toon in zijn stem. Hij steekt zijn kleine pootje uit naar Alice, die voorzichtig het pootje tussen haar ring- en duimvinger pakt en zachtjes op en neer beweegt.
‘Geniet van je thee, Alice’
Zegt ineens de hoedenmaker. Alice knikt een keertje, terwijl ze het kopje beetpakt en naar haar mond brengt..
Er zijn nog geen reacties.