Hoofdstuk 5.
Geërgerd sta ik om me heen te kijken. Ik tik met mijn voet op de grond. Ik moet wachten op Jaden en Morris. Ze zijn in een winkeltje. Geen idee waarom. Volgens mij voor leesvoer. Sukkels: denk ik. Waarom nemen ze dan ook geen boeken mee. Ik hoor mijn maag rommelen en wordt nog ongeduldiger dan dat ik al was.
‘Are you allmost!-’ ik houd abrupt mijn mond als ik Jaden en Morris vlak bij me zien staan. ‘-done?’
‘Yes, we’re done’ zegt Morris en houd het boek omhoog. Er staat met sierlijke letter een titel opgeschreven. Het is door de letter niet goed leesbaar, en ik heb geen zin om er moeite voor te doen om het te lezen dus haal ik mijn schouder op en glimlach.
‘I’m hungry,’ zeg ik ‘we can go eat somewhere, there’s time enough.’
‘I’m hungry to, Morris,’ zegt Jaden en kijkt om zich heen op zoek naar een eettentje.
‘Fine,’ zegt Morris.
‘There.’ Jaden wijst naar een tentje ergens in de verte. Er staan een paar banken met tafeltjes ervoor. Met zijn drieën lopen we erheen. Ik bestel een broodje gezond, Morris een kleine salade en Jaden een stuk pizza. We gaan aan een tafel zitten en beginnen alle drie te eten. Het smaakt prima.
‘I hope the Dutch food tastes as good as it does here’ zeg ik met volle mond, ‘probably not.’
Jaden en Morris reageren allebei niet omdat ze weten dat ze mij op dit moment toch niet vrolijker krijgen dan dat ik nu al ben. Omdat we de rest van de maaltijd niets zeggen zijn we al best snel klaar met eten. In een half uur zijn we klaar, maar omdat we nog een stuk moeten lopen naar onze vluchtpoort gaan we alvast. Onderweg sjok ik achter Jaden en Morris aan. Ze zijn druk aan het praten, ik weet niet waarover. Ik verlang naar Jason. Ik verlang naar mama en papa. Ik verlang naar huis. Stom rot Nederland. Ik wil niet weg, ik wil het gewoon niet! Ik wordt tegen mijn zin in weggehaald bij mijn ouders, mijn vriend, en blijf opgescheept met mijn broer en zijn vriend, waarvan ik juist wèl weg wilde. Maar nee, ik mocht niet mee beslissen. Gadverdamme, ik wil niet. Ik heb de neiging om stiekem weg te lopen van Morris en Jaden. Maar ik doe het niet. Daar ben ik te laf voor. Ik ben te laf om weg te lopen van mijn broer en zijn vriend; hoe stom ben je dan? Enorm stom!
‘Watch out!’ Een man met een pak aan kijkt me boos aan en loopt dan snel weer weg.
‘Evelyn!’ roept Morris en trekt me mee aan mijn arm, ‘stay with us, will you?’
Ik ben te moe om tegen hem in te gaan en loop arm in arm met hem mee. We zijn er al weer. Er staan niet veel mensen, maar de mensen die er staan vind ik maar dom. Alle mensen die naar Nederland gaan zijn dom. Domme mannen, domme vrouwen, en de kinderen zijn niet dom; want die kunnen niets zeggen. Die moeten gewoon mee. Mannen en vrouwen willen. Maar kinderen hebben niets te zeggen. Bah! Er klinkt een belletje; daarna een vrouwenstem die verteld dat ons vliegtuig is klaar voor vertrek. Ik graai mijn portemonnee uit mijn tas en haal daar mijn vliegticket uit. Omdat er niet veel mensen waren duurde het niet lang of ik zat al in het vliegtuig. Morris zat naast mij, en daarnaast Jaden. Ik heb nergens zin in. Ik moet meer denken aan Jason, mijn vader en moeder. Er is geen weg meer terug! Ik doe mijn jas uit, mijn tas onder mijn stoel en mijn gordel om.
‘You like flinging, don’t you?’ vraagt Morris en kijkt me vragend aan.
Ik haal mijn schouders op. ‘Yes, that’s true, but…-’
‘But you rather stay here, in England.’ Morris maakt mijn zin af.
Ik knik en kijk hem een beetje verdrietig aan. Ik voel tranen achter mijn ogen prikken. Niet huilen nu, Evelyn. Hou de tranen tegen. Shit! Ga weg stomme tranen! Ik houd het niet meer. Morris merkt het ook en slaat een arm om me heen. Ik barst in huilen uit en leg mijn hoofd op Morris zijn schouder.
‘Is she okay? Does she needs anything?’ hoor ik een vrouwenstem zeggen.
‘Oh no, she’s just a bit sad to go away from home.’ Antwoord Morris.
‘All right. Will you please turn all the electric devices off we’re going up in a minute.’
‘We will, don’t worry,’ stelt Morris de mevrouw gerust. Hij draait zijn hoofd weer naar mij. ‘Did you heard here?’
Ik knik en haal mijn neus op. ‘My Phone is off all ready,’ zeg ik.
Het vliegtuig komt in beweging. Eigenlijk boeit het me helemaal niets, ik heb wel vaker gevlogen. Ik laat mijn hoofd op Morris zijn schouder liggen. Het vliegtuig gaat vooruit. Dan stopt hij. Ik hoor de motors brullen. En straks schieten we in een keer vooruit en gaan we de lucht in; denk ik zuchtend. En ja hoor, ik heb gelijk. Het vliegtuig schiet vooruit en gaat de lucht in. Shit! Nu zie ik Jason dus niet meer! Of heel weinig. Echt, ik heb zin om uit het vliegtuig te springen. Kan het nog? Kan ik er nog uit? Nee, natuurlijk niet, stom vliegtuig! Stom Nederland! Stom leven! Ik haat mezelf, ik haar alles en iedereen om me heen. Ik ga rechtop zitten en staar voor me uit. Zodra ik de vrouwenstem door de cabine hoor sta ik op. Ja, want nu kan je door het vliegtuig lopen.
‘What are you going to do?’ vraag Morris als ik opsta.
‘Toilet,’ antwoord ik kortaf en ga naar het toilet gedeelte achterin het vliegtuig. Ik doe een toilethokje open en stap naar binnen. Ik doe de deksel naar beneden en ga erop zitten. Huilend. Verdrietig en boos; omdat ik iedereen in Engeland achterlaat. Boos schop ik tegen de deur aan. Hopelijk heeft iemand het gehoord en gooien ze me uit het vliegtuig. Dan loop ik voor mij part terug. Alles beter dan dat stomme Nederland. Ik haal een stukje toiletpapier van de rol en snuit mijn neus. Ik draai het hokje open en gooi snel het toiletpapier weg. Ik haal ook mijn uitgelopen mascara weg. Ik loop weer naar mijn plek en plof naast Morris neer.
‘Feeling better?’ vraagt hij.
‘A little bit, very very little!’ antwoord ik en kijk uit het raam. We vliegen over water, Engeland is al weg. En Jason ook. Ik slik snel mijn tranen weg en doe alsof er niets aan de hand is. Als ik ook nog een Morris en Jaden op hun zenuwen ga werken wordt het helemaal stom in Nederland, en ik moet er proberen er het beste van te maken; als dat mogelijk is!
Er zijn nog geen reacties.