Faal. In mijn hoofd was het mooier >:C

Pirates of the Carribean, don't own anything, yada yada yada

Water golft over me heen, duwt me onder, dringt in mijn neus. Spartelend en happend naar adem kom ik boven, maar alleen om te zien hoe één van hen me weer onderduwt, met een gezicht vol sadistisch genoegen. Haar lange rode lokken waaieren als een bloedvlek uit over het water.
Ik schreeuw om hulp, wetend dat die niet zal komen. Wetend dat ik geen schijn van kans maak, al spartel ik nog zo wanhopig. Ik ben een goede zwemmer, altijd al geweest, maar in deze slangenkuil maak ik geen schijn van kans. Ze zijn met teveel, en vergeleken met hen ben ik als een vis op het droge. Genietend cirkelen ze om me heen, als haaien, maar dan erger. En ik weet dat ik dit geheel aan mezelf te danken heb.
Wanhopig speur ik de menigte af, op zoek naar haar. Daar. Daar zweeft ze, een eindje van de meute af. Ze doet niet mee, maar doet ook niets om haar zusters tegen te houden. Haar gezicht staat uitdrukkingloos, ook wanneer mijn ogen de hare vinden. De eens zo sprankelende blauwe ogen staan nu koud en afstandelijk, diepe poelen als de oceaan.
Ik schreeuw naar haar, smeek haar, zeg haar dat het me spijt. Maar het is te laat en dat weet ik. Dat weet ik net zo goed als zij.
Ik vertrouwde haar en zij vertrouwde mij. Nu beschaamt zij mijn vertrouwen zoals ik het hare heb beschaamd.
"Het is te laat voor spijt," zingen hun zuiver, in perfecte harmonie. "Je kunt roepen wat je wilt, maar je bent en blijft haar kwijt. Laat dit duidelijk zijn, laat je vrienden kijken. Vanaf hun schepen jou te zien bezwijken. Laat de beelden in hun geheugen staan, herinnering hoe het de piraat zal vergaan. Die het waagt te doen wat ons kapiteintje deed, de grenzen van het acceptabele overschreed..."
"Onthoud het," sist de roodharige, wiens hand om mijn keel klemt. "Zie en onthoud het, allemaal.
Probeer nooit een meermin te bedriegen, want ze heeft je altijd door."

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen