5: Joyce
Ding-dong. Tim doet open en ik loop naar binnen. Als hij de deur achter me dicht heeft gedaan frummelt hij wat aan zijn shirt. Ongemakkelijk staan we tegenover elkaar. 'Bedankt dat ik mocht komen', zeg ik. 'Graag gedaan, hoor.' Ik kijk naar de lange spiraalvormige trap, het glas in de deur en de opgeruimde vloer. Ik voel het plastic tasje met mijn wiskunde boek tegen mijn heup. 'Zullen we dan maar naar boven gaan?' Zeg Tim opeens. Ik knik ter bevestiging. Hij gaat staan op de trap en ik volg hem. Het tasje bonkt tegen mijn lichaam. Er lijkt geen einde te komen aan de trap. Maar dan zijn we er. Op zijn deur hangt een foto van hem en een vrouw. 'Wie is dat?' vraag ik. 'Mijn moeder.' Hij kijkt naar beneden en slikt. 'Ze is 2 jaar geleden overleden.' Hij kijkt me aan. Een traan rolt over zijn wang. 'Het... Het spijt me.'zeg ik. 'Je kon het niet weten.' Ik loop naar hem toe en geef hem een knuffel. Dan lopen we naar binnen.
Hij pakt een stoel voor me en gaat zelf op de groene stoel achter zijn bureau zitten. Ik klap mijn wiskundeboek open en hij doet hetzelfde. 'Bij welk hoofdstuk zijn we?' vraag ik. 'We zijn bij hoofdstuk 9', antwoord Tim. Hij zoekt de goede bladzijde op en ik volg zijn voorbeeld. Hij begint uit te leggen en ik probeer op te letten. Maar mijn gedachten dwalen steeds af naar Maaike. Ze leek echt boos toen ik vertelde dat ik naar Tim ging. Hij vroeg het mij en ik kon wel wat hulp gebruiken. En als ik naar Maaike ging kwam er waarschijnlijk niks terecht van wiskunde. Ik hoop niet dat ze super boos is.
Tim kijkt de hele tijd naar me. Ik kijk niet terug, maar zie het in mijn ooghoeken. Ook stottert hij de hele tijd.
Na een tijdje stoppen we. Het duizelt een beetje in mijn hoofd, maar ik snap het nu wel. 'Nu snap ik het wel, dank je.' 'Dat is mooi. Zullen we nog even praten?' 'Ja, hoor. Is goed.' 'Mag ik wat dingen vragen over je moeder', vraag ik aarzelend. 'Tuurlijk ga je gang', ik zie dat hij het nog steeds moeilijk vindt. 'Hoe oud was ze?' 'Ze werd dit jaar anders 46.' Hij slikt. 'En wat voor type was ze?' 'Heel sportief', hij glimlacht: 'En gestoord. Dat was zo leuk aan haar.' Nu begint de waterval pas. Alweer geef ik hem een knuffel. Ik vind het zo zielig voor hem. Minutenlang zitten we zo. Hij knuffelt mij ook terug. Om dan zo los te laten... Na een tijdje laat hij me wel los. 'Ik vind het echt zo zielig voor je...' zeg ik. 'Ik zal nu wel heel anders naar mijn moeder kijken.' Tim zegt nog steeds niets. Hij kijkt me alleen schaap achtig aan. Ik zoek naar een nieuw onderwerp. Nieuwsgierig als ik ben vraag ik:'Waar is je vader eigenlijk?' vraag ik. 'Daar wou ik het net met je over hebben.'
Er zijn nog geen reacties.