Hoofdstuk 2.5
'Renervatio,' hoorde ik vaag. Ik opende langzaam mijn ogen. Ik keek recht in het gezicht van Rosemay – een meisje uit Griffoendor dat ik wel kende – en Daniel.
'D...Daniel?' vroeg ik zacht. Hij grijnsde. 'Dat ben ik, ja.'
'Oh, dan ben ik toch in de hemel...' mompelde ik zachtjes. Ik voelde een steek van pijn in mijn hoofd. 'Auw...' Ik hield mijn hand tegen mijn hoofd.
'Gaat het?' vroeg hij.
'J...Ja hoor...' zei ik zachtjes. Ik ging voorzichtig rechtop zitten. Nu zag ik dat iedereen naar ons keek. 'Wauw, ik wist niet dat de hemel zoveel op Zweinstein leek...'
'Ehh, Miloney?' zei Daniel, 'We zijn in Zweinstein.'
'D...Dus... Dan leef ik nog... En dan leef jij nog... EN DAN LEEF JIJ NOG!' gilde ik. Ik sprong recht en omarmde hem.
'Wurg me niet, asjeblieft,' zei hij met verstikte stem. Ik liet hem los en grijnsde. 'Maar hoe kan dat nou?' vroeg ik.
'Later,' zei hij, en hij keek naar iedereen die zat te staren, 'Hier zijn teveel mensen.'
Ik knikte. We wandelden het lokaal uit. Ik gooide de deur achter ons dicht. We gingen zitten op een bankje. 'En nu ga jij me eens vertellen hoe je dat voor elkaar gekregen hebt.'
'Wel,' begon hij, 'Ik denk dat ik zo'n vier dagen dood was. Toen ik wakker werd, lag ik begraven. Ik heb mezelf dan uitgegraven.'
Ongelovig keek ik hem aan. 'Vier dagen dood? Dat klinkt nogal... ongeloofwaardig.'
Hij grijnsde. 'Op z'n zachtst gezegd dan.'
'Weet je,' ging ik verder, 'Ik heb vandaag iets interessants ontdekt. Iets héél interessant. Wacht...' Ik tastte naast me, op zoek naar mijn tasje. Ik voelde het niet. Verbaasd keek ik om. Mijn tasje lag er niet.
Verschrikt sprong ik overeind. 'Mijn tas!' Ik rende de duelleerclub weer binnen, terwijl ik gehaast het lokaal rondkeek. Mijn ogen flitsten heen en weer. Een verdwaalde spreuk ketste op de deur vlak naast me af, maar het deerde me niet. Ik rende naar de bank waar ik gezeten had. Mijn ogen werden groot. De bank was leeg.
Ik werd bleek. Langzaam zette ik een stap dichterbij. Ik voelde iets tegen mijn voet. Verbaasd hurkte ik neer en keek ernaar. Daar, voor me, lag mijn tasje.
Bliksemsnel raapte ik het op en opende het. Wonder bij wonder, het boek zat er nog in. 'Oef,' mompelde ik opgelucht. Ik sloot het tasje weer, stond op en wandelde richting uitgang. Ik hoorde nog een laatste spreuk afgevuurd worden toen ik de deur achter me sloot.
'Daniel, ik ben terug-' Ik stopte abrupt met praten. Het bankje waar hij had gezeten, was nu leeg. Verbaasd knipperde ik met mijn ogen. Toen haalde ik mijn schouders op. 'Ach, hij moest vast ergens heen.'
Ik hees het tasje over mijn schouder en wandelde weg.
Kudo? Reactie? *puppyoogjes*
Reageer (1)
reactie al gedaan en kudo ook het is gewoon zo goed geschreven
1 decennium geleden