Hoofdstuk 2.2
'Wat?' vroeg Maaike nieuwsgierig, maar veel te luid. Een klassenoudste kwam op dat moment de hoek om en keek ons aan.
'Sst,' siste ik, 'We kunnen beter ergens anders praten.' Ik liet het boek in mijn zwart tasje glijden en gebaarde Maaike om mee te komen. We passeerden de klassenoudste. Ik gunde hem geen blik.
Toen we de bibliotheek uit waren, trok ik Maaike mee de geheime gang tegenover de deur van de bibliotheek. Ik sloeg de verborgen deur achter me dicht.
De kaarsen op de kandelaars flakkerden en wierpen schaduwen tegen de muren, maar het voelde vertrouwd voor mij. Slechts enkele mensen wisten van de gang. Hier zouden we dus ongestoord kunnen praten. Ik ging zitten tegen de koude muur. Maaike ging naast mij zitten.
Ik opende mijn tasje en haalde het dikke boek eruit. Ik liet haar de titel lezen.
'Onontdekte Spreuken en Geheime Geschiedenis van de Magie.' las ze, 'Cool.'
'En je hebt nog niet eens gezien wat erin staat,' mompelde ik terwijl ik erin bladerde, 'Hier.' Ik wees op een hoofdstuk. Maaike las het vluchtig. Haar ogen werden groot. 'Wat... Dat kan niet... Of... Toch wel...'
Ik knikte. 'Alles, alles is waar.'
Ze slikte. Er stonden dingen in waar elke heks of tovenaar het moeilijk zou mee hebben om te aanvaarden als 'echt'. Ik las nog enkele regels. Opeens dacht ik ergens aan. Als door een wesp gestoken bladerde ik naar de laatste pagina. Maaike keek me aan. Toen ik aankwam bij de laatste pagina werden mijn ogen groot. Ik werd bleek. Maaike zag mijn gezicht, en keek naar de pagina. Toen werd ook zij bleek. 'Da...Dat kan niet... Dat is onmogelijk...'
Stomverbaasd staarden we naar het eerst blanco blad, dat nu al bijna vol was. De letters verschenen een voor een achter elkaar, en beschreven zo heuse bladzijden. Ik las enkele regels:
Ik las misschien wel uren. Bij elke zin, elk woord leken mijn ogen groter te worden. Nog nooit had ik zoiets verbazingwekkend gelezen. En het was allemaal waar. Elke regel, elke letter. Kleine details uit het dagelijkse leven die je over het hoofd ziet, waren grote bewijzen van wat hier stond. Niets was gelogen.
'BOE!'
Geschrokken keek ik op. Ik keek recht in het lachende gezicht van Maaike, mijn beste vriendin. Ik glimlachte. 'Hoi Maaike!'
Ik bladerde enkele bladzijden terug.
Daniel lag roerloos, vastgebonden met een loodzware molensteen aan het touw gebonden. Ik haalde de steen snel eraf en maakte de touwen los. Ik probeerde hem op te pakken, maar hij was loodzwaar. Ik legde hem – zo goed en zo kwaad als het ging – over mijn schouders. Ik weigerde naar zijn gezicht te kijken. Waarom, wist ik ook niet.
Toen begon ik omhoog te zwemmen. Ik zwom zo hard ik kon. Daniel was zwaar en het Zwarte Meer was diep. Ik keek op mijn horloge.
Mijn concentratie sloeg over in wilde paniek toen ik zag dat er me nog vijf minuten restte. Ik trappelde bliksemsnel met mijn voeten en sloeg wild met mijn armen. Beetje bij beetje kwam ik omhoog. Ik was er bijna, ik was er bijna, ik was er bijna...
Toen ademde ik weer de frisse lucht in. Ik klom om de kade en gooide Daniel van me af. Ik weigerde gewoon 'Daniels lijk' te denken. Ik denk dat ik nog steeds niet besefte dat hij... dood was. Ik wilde het gewoon niet beseffen.
Dit was nog onmogelijker. Dat boek schreef over me nog voor ik het had. Het was sowieso al verbazingwekkend dat het ding alles opschreef wat deed en zei, maar hoe kon het weten dat ik het in handen zou krijgen, een tijdje geleden al?
Ook Maaike wist niet wat zeggen. 'Goh.' zei ze dan maar.
'Zeg dat wel,' mompelde ik. Ik bladerde een paar pagina's terug. Vreemd, daar stond overal geschreven in de derde persoon. En bij mij stond er steeds 'ik'. 'Maaike, vind jij dat ook niet raar dat overal in de hij- of zijvorm wordt geschreven, maar bij mijn gewoon in de ik-vorm?'
'Hoezo? Bij jou schrijft ie toch gewoon Miloney.'
'Wat?' Ik keek haar verbaasd aan. Ik bladerde weer verder. 'Hier,' Ik wees, 'Hier staat toch 'ik'?'
'Wat bazel je nou?' vroeg ze, 'Daar staat Miloney.'
Mijn ogen werden groot. Dat dit een speciaal boek was had ik allang gezien, maar dat ook nog? 'Je maakt een grapje.' zei ik.
'Nee! Ik zweer het!' zei ze. Haar gezicht stond echt serieus. Ik besloot haar dan maar te geloven.
We zwegen even, tot Maaike op haar horloge keek. 'Oeps! Verdorie, ik moest vijf minuten geleden al weg zijn. Sorry, ik moet echt gaan. Daag!' Ze maakte een verontschuldigend gebaar, waarna ze haastig wegbeende.
Ik bleef achter met het raadselachtige boek. Na een tijdje te hebben gestaard naar de verschijnende letters, als door een onzichtbare hand geschreven, klapte ik het boek dicht, stopte het in mijn tasje, stond op en wandelde weg.
Reageer (1)
goe gedaan
1 decennium geleden