Islwyn, de broer van Kuoni, komt deze richting op rennen. Hij rent zo snel dat hij de appel al uit mijn hand heeft gepakt voordat ik door heb dat hij het is. Ik zie hoe hij een hap uit de appel neemt, en hoe een vredesbewaker hem vlak daarna een trap tegen zijn borstkast geeft. Met een klap komt hij op de grond terecht komt. En dan val ik ook met een harde bonk op de grond. Het voelt alsof ik niet meer weet hoe ik adem moet halen. De tranen stromen geruisloos over mijn wangen. Ik probeer naar adem te happen maar er komt geen lucht in mijn longen. De kramp in mijn borst word minder en ik begin kleine beetjes lucht binnen te krijgen. Een vredesbewaker pakt mijn armen en draait ze naar achteren zodat ik ben gedwongen om op te staan. Hij sleurt me mee naar het dorp vlak bij de boomgaard. Ik kan niet zien wat er achter me gebeurt maar ik hoor dat de andere twee bewakers Islwyn ook mee sleuren.

Ik ben nog steeds buiten adem als ze mijn armen met een dik touw vastbinden aan een houten paal. De paal staat op het bordes van de burgemeesters woning. Ik zit om mijn knieën met mijn rug richting het plein wat straks vol zal staan met de mensen uit het dorp. Naast mij wordt het shirt van Islwyn uitgetrokken, ook hij wordt vastgebonden aan een houten paal die ongeveer een meter van mijn paal afstaat. Bij mannen en jongens worden de zweepslagen altijd op de blote huid gegeven zodat het volk goed kan zien wat de gevolgen zijn van slecht gedrag. Vrouwen mogen wel hun shirt aan houden omdat dat netter is. Soms vraag ik me echt af wat de president dacht toen hij deze wetten opstelde. Hoe kan iemand nou zweepslagen als staf verzinnen op het stelen van een appel maar het niet menselijk vind om bij een vrouw haar shirt uit te trekken. Als ik een keuze zou hebben zou ik wel weten wat ik zou kiezen, en dat zouden niet de zweepslagen zijn. In 11 doet men niet zo moeilijk over bloot. Waarschijnlijk heeft het er iets mee te maken dat alleen de burgemeester een bad en een douche heeft en de rest van de bevolking zich wast in de rivier die dwars door het district loopt.

Ik kijk naar Islwyn. Ook hij hapt nog steeds moeizaam naar adem. Ik zie een traan uit zijn donkerbruine ogen op het houten bordes vallen. Als mijn armen niet vast gebonden waren zou ik hem aan kunnen raken. Dan zou ik hem kunnen troosten. Ik heb nooit goed tegen huilende mensen gekund. Ook al heb ik er niets mee te maken ik voel me altijd zo schuldig. En deze keer was het mijn schuld dat er iemand huilde. Als ik die appel op tijd had weg getrokken was hem dit niet overkomen. Dan had hij nu niet vast gebonden gezeten en moeten wachten tot hij zijn straf zal moeten ondergaan.

‘sorry’ fluister ik in zijn richting. Verschrikt draaide hij zijn hoofd om. Ik zie de spieren in zijn lichaam samen trekken maar toe hij door kreeg dat ik het had gezegd ontspande hij weer. Iemand slaat met zijn vuist tegen mijn kaak. Meteen proef ik de ijzeren smaak van bloed in mijn mond. Snel spuug ik het uit, voor ik begin te kokhalzen. Gelukkig zitten al mijn tanden nog in mijn mond. De rest van de tijd durf in niets meer te zeggen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen