Foto bij Op jacht

Hoofdstuk 3 :) Ik weet dat het lang geduurd heeft... maar reken er maar op dat 4 nog langer kan duren... beetje inspi-loos. sorry

Ik stond op, zo snel dat ik er duizelig van had moeten worden. Maar dat was ik niet. Ik probeerde me te concentreren op het jagen. Erg goed ging dat niet. Ik was zo snel afgeleid! Ik had zo veel ruimte over in mijn hersenen. Ik haalde een paar keer diep adem.

Ik concentreerde me op de geluiden om mij heen. Op het geluid van lucht dat verplaatst word omdat er iets- een dier, een boom- beweegt, het geluid van de poten van dieren op de aarde als ze lopen, en op het geluid van het kloppen van een hart.
Deze geluiden schoof ik naar achter in mijn hoofd.
Toen concentreerde ik mij op geur. Op de geur van de verschillende dieren. Ook dit schoof ik weer achter in mijn hoofd.
Als laatste concentreerde ik me op zicht. Ik wou tenslotte niet tegen een boom aanrennen. Al zou dat waarschijnlijk meer schade doen aan de boom dan aan mij.

Toen ontdekte ik een groep herten op ongeveer een halve kilometer afstand. Ik ga me over aan mijn jachtinstinct en begon naar de herten toe te rennen. Die renden op dat moment net weg, alsof ze het gevaar in de lucht voelde hangen. Ik versnelde mijn pas. Ik kon de lucht bijna horen klagen toen ik vooruit stoof. Net als de zee als die een rots tegen komt in de branding.
Voor ik het wist had ik de groep herten bereikt. Binnen een seconde had ik ontdekt waar de grootste van de groep zich bevond. Hij rende rechts van voren. Ik besloot door de bomen verder te gaan om hem te achtervolgen. Ik sprong van tak naar tak en was zelfs zo sneller dan de groep herten. Ik sprong uit de boom en landde op de rug van het grote hert. Die stond abrupt stil. De andere herten renden door, op zoek naar een veilige plaats.

Het hert waar ik op zat had zich inmiddels alweer hersteld. Hij begon te bokken in de hoop mij van zijn rug af te werpen, maar ik had hem al stevig vast rond zijn nek. Ik besloot om het hert te verlossen van het onnodige lijden en brak in één soepele beweging zijn nek. Onder mij zakte hij door zijn hoeven. Ik boog voorover en liet mijn tanden eerst door zijn huid heen zakken en vervolgens in zijn slagader. Het bloed liep mijn mond in. Het was warm en het smaakte zo goed dat ik teleurgesteld was toen er geen bloed meer mijn mond in stroomde. Hoe kon er nou maar zo’n klein beetje bloed uit zo’n groot beest komen? Op het moment dat ik mijzelf die vraag stelde wist ik het antwoord al, zo handig al die denkruimte in mijn hoofd! Het hart klopte niet meer, dus stroomde het bloed ook niet rond. Ik boog nog eens voorover en plaatse mijn lippen rond de wond die er nog zat. Ik begon te zuigen. Naar mijn grote blijdschap stroomde het heerlijke bloed weer naar buiten.

Toen het hert leeg was stond ik tevreden op. Dit was het lekkerste wat ik ooit op had. Ook het minst lekkere trouwens, want voor zover ik het weet was dit ook het enige. Helemaal vol zat ik niet.
Toen werd ik afgeleid door een geluid dat ik nog niet kende. Ik besloot te gaan kijken wat het was.

Ik zag mezelf staan kijken. Volgens mij stond ik er al een tijdje. Ik besloot het dorpje maar in te gaan. Ik stapte van onder de schaduw van de eikenboom en zag plotseling overal kleine regenboogjes. Ik keek om me heen om te kijken waar ze vandaan kwamen. Toen viel mijn oog op mijn arm, de bron van de regenboogjes, het leek wel alsof ik gemaakt was van allemaal kleine diamantjes. Ik zat vol bewondering naar mijn arm te kijken toen ik opeens een stem hoorde. “Een heks, een heks!”
De man die het riep keek mijn kant op. Geschrokken keek ik om.


Toen hoorde ik een oorverdovend lawaai dat mij uit mijn visioen haalde. Het was een omgevallen boom, zag ik later. Terwijl ik mijn visioen had had ik rondjes gelopen en was ik tegen de boom opgebotst. Nouja, boom was een beetje een groot woord, hij was nog maar een meter of vier hoog en niet zo breed.
Terwijl ik in de richting van het geluid liep werd het steeds minder bebost.
In de schaduw van een eik bleef ik staan. Het geluid wat ik had gehoord was het geluid van een grote groep mensen die aan het praten waren.
Na een lange tijd besloot ik om een kijkje in het dorpje te gaan nemen. Net op het moment dat ik mijn voet op wilde tillen schoot mij het visioen tebinnen. Ik stond meteen stil. Wat moest ik doen? Ik besloot toch maar een kijkje te gaan nemen. Mijn andere visioen was toch ook niet uitgekomen?
Toen stapte ik uit de schaduw van de eik, in het zonlicht. Plotseling zag ik overal kleine regenboogjes. Ik keek om me heen om te kijken waar ze vandaan kwamen. Toen viel mijn oog op mijn arm, de bron van de regenboogjes, het leek wel alsof ik gemaakt was van allemaal kleine diamantjes. Ik zat vol bewondering naar mijn arm te kijken toen ik opeens een stem hoorde. “Een heks, een heks!”
De man die het riep keek mijn kant op. Geschrokken keek ik om. Alleen zag ik achter mij niemand staan. Was ze al weg?
“Alice?!” hoorde ik een stem zeggen aan de andere kant van het plein. Ik keek om naar waar het geluid vandaan kwam. Daar stond een meisje. Ze keek naar me alsof ze me kende. Toen veranderde het blijde gezicht snel in een geschokt gezicht.
Laat mensen nooit weten wat je bent! Ik zag die zin voor me alsof het op mijn ogen gedrukt stond.
Mijn instinct zei me weg te rennen, me te houden aan die ene regel.
Ik draaide me om en rende weg, op menselijke snelheid. Toen ik zeker wist dat ik uit het zicht was versnelde ik mijn pas. ik bleef rennen. Hoe lang weet ik niet. Maar op een gegeven moment kwam ik een bord tegen. ‘Welkom in Arkansas’ stond er op.

Reageer (4)

  • jessiehoi

    hahaha
    arkansas
    zo heet mijn hond =]
    daar hebben we m van..
    maar ik vind jouw storie zeer verslavend,
    dus snel verder
    (flower)

    1 decennium geleden
  • GreenDayGirl

    Whoa Snel verder!!!!!!!(K)(flower)

    1 decennium geleden
  • sonnetje9

    Leuk!!(H)

    Mooi verhaal(Y)

    Snel verder:)

    1 decennium geleden
  • Lauke

    geweldig,echt zeer mooi geschreven
    xx

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen