Hoofdstuk 1.4
'Wie gaat duiken?' vroeg Ginny. We stonden weer bij het meer. In de kassen zelf hadden we het wier niet gevonden, maar een vriendelijk meisje uit Ravenklauw had nog wat bij en ze gaf het aan ons. Nu stonden we hier, elkaar aankijkend. Liz had het kieuwwier bij zich.
Een kleine stilte volgde. Totdat ik zacht zei: 'Ik zal wel gaan.'
De anderen knikten. Ik deed mijn rood jasje en mijn zwarte schoenen uit.
'Ik hou ze wel bij.' zei Ginny. Ik gaf de kledingstukken aan haar, terwijl Liz mij het kieuwwier overhandigde. Het meisje keek op de klok. 'Je hebt een uur.' Ik knikte. Blootsvoets ging ik aan de rand van het meer staan, en ademde diep in. Toen stopte ik het kieuwwier in mijn mond. Ik kauwde erop.
Echt, vies dat dat was! Ik moest moeite doen om het niet uit te spugen. In plaats daarvan haalde ik diep adem en dook het donkere water in.
De kieuwen hadden zich snel gevormd, en ook mijn handen en voeten hadden zich aangepast. Ik genoot van de snelheid waarmee ik richting bodem suisde. Ik stopte vlak boven de zandlaag die maakte dat ik niet verder kon.
Mijn ogen spiedden het donkere water af. Waar was hij nu? Voor het eerst besefte ik dat we roekeloos bezig waren. Het meer was groot, en op een uur tijd vond ik hem nooit.
Ik probeerde de paniek te overheersen, en helder na te denken. Hij kan niet ver van de kade liggen, dacht ik. Ik zwom een eindje verder. Hier groeiden veel waterplanten, wat het zoeken moeilijk maakte. Ik wou het bijna opgeven, tot ik opeens iets lichtbruin zag. Bliksemsnel zwom ik erheen. Langzaam werd het duidelijk dat het een bruine schoen was. Twee zelfs. Ik zwom trillend dichterbij, en nu was het duidelijk:
Ik had Daniel gevonden.
Ik ademde even sneller, maar herwon mijn concentratie. Ik mocht zo diep niet in paniek raken.
Daniel lag roerloos, vastgebonden met een loodzware molensteen aan het touw gebonden. Ik haalde de steen snel eraf en maakte de touwen los. Ik probeerde hem op te pakken, maar hij was loodzwaar. Ik legde hem – zo goed en zo kwaad als het ging – over mijn schouders. Ik weigerde naar zijn gezicht te kijken. Waarom, wist ik ook niet.
Toen begon ik omhoog te zwemmen. Ik zwom zo hard ik kon. Daniel was zwaar en het Zwarte Meer was diep. Ik keek op mijn horloge.
Mijn concentratie sloeg over in wilde paniek toen ik zag dat er me nog vijf minuten restte. Ik trappelde bliksemsnel met mijn voeten en sloeg wild met mijn armen. Beetje bij beetje kwam ik omhoog. Ik was er bijna, ik was er bijna, ik was er bijna...
Toen ademde ik weer de frisse lucht in. Ik klom om de kade en gooide Daniel van me af. Ik weigerde gewoon 'Daniels lijk' te denken. Ik denk dat ik nog steeds niet besefte dat hij... dood was. Ik wilde het gewoon niet beseffen.
Ik liet me vermoeid op de grond vallen. Liz, Ginny en het meisje renden naar me heen. Ginny had mijn vest en schoenen bij zich. Ik ging overeind zitten en trok ze aan. Ik rilde.
We staarden allemaal naar Daniel. Roerloos als hij daar lag, gaf me koude rillingen. Zijn ogen gesloten. Ik slikte. We keken elkaar aan. Ik begreep hun blik.
Langzaam boog ik me naar hem toen. Ik stak mijn hand trillend uit naar zijn pols. Ik pakte het trillend vast. Met de dwaze hoop dat zijn hart misschien nog zou kloppen, dat hij toch niet dood zou zijn, voelde ik of hij nog hartslag had. Zijn pols was ijskoud. Ik voelde het bonzen van zijn hart niet. De laatste hoop smolt in me als sneeuw voor de zon.
Ik trok wit weg, ik rilde over mijn hele lichaam. Een vloed van tranen stroomde over mijn wangen, terwijl ik opstond en snikkend wegrende.
Reageer (1)
goe gecsreven zeg!
1 decennium geleden