Hoofdstuk 1.2
Ik was in gedachten verzonken geweest, en ik was mijn omgeving vergeten. Mijn ogen flitsten heen en weer, op zoek naar de persoon die de spreuk afgevuurd had. Ik zag Patrizio met zijn toverstok op Ginny gericht, maar hij miste. Hij vuurde nog eens. 'Detentio!'
Volgens mij was het raak, maar ik kon niet zien wat er verder gebeurde, omdat ik nog een Detentio hoorde. Nog voor ik me kon omdraaien, was ik in touwen gewikkeld en viel ik om. Ik zag mijn aanvaller – een andere Zwadderaar – dichterbij komen.
Hij pakte een grote steen en bond die aan de touwen. Ik keek hem bang aan. Hij keek grijnzend terug, alvorens hij me een harde duw gaf. Ik viel in het Zwarte Meer, en door de steen zonk ik diep.
Ik probeerde me los te wurmen, ik spartelde zo hard ik kon. Met een plof kwam ik op de bodem terecht. Ik wou omhoog zwemmen – zover dat kon al vastgebonden – maar de steen was te zwaar. Ik stond doodsangsten uit. Ik keek de dood recht in de ogen. Nog even en hij kreeg me te pakken.
Ik had bijna geen adem meer. Ik voelde dat ik dezelfde weg als Daniel op zou gaan. Ik stikte bijna. Het laatste wat ik dacht was: Waarom? Waarom ik?
Opeens voelde ik me omhooggetrokken worden. Water suisde langs mijn gezicht. Ik zag het licht boven me steeds dichterbij komen, en ik passeerde het wateroppervlak. Ik hapte adem, terwijl ik met een harde klap op de kade terecht kwam.
Ik voelde de touwen om me lossen, en ik krabbelde overeind. Ik zag Ginny, die bij Patrizio stond. Patrizio keek even naar mij, en Ginny zag haar kans om te ontsnappen. Ik zag haar rennen, en dat was het enige wat ik nog wou: rennen. Weg van hier. Ver weg van hier.
Ik rende zo hard ik kon. Het landschap om me heen veranderde in wazige strepen kleur. Ik rende zoals ik nog nooit gerend had. Gesprekken die om me heen gevoerd werden, kon ik niet verstaan. Ik voelde steken van pijn, vermoeidheid over mijn hele lichaam, maar dat was nu niet belangrijk. Wat nu belangrijk was, was dat ik zo snel mogelijk weg van hier moest.
Er zijn nog geen reacties.