1.
Met een zucht stap ik uit de auto en trek mijn zonnebril van mijn gezicht. Die zou ik de komende tijd niet meer nodig hebben, vrees ik.
Mijn moeder kijkt zelf tevreden naar het huis. "Bos, frisse lucht, geen tijdschriften, geen paparazzi, wat wil je nog meer?" grijnst ze. Ik kijk haar giftig aan. "Winkels, disco's, normale mensen?" snauw ik. Haar grijns vervaagd iets en meteen voel ik een schuldgevoel in me opborrelen, maar die negeer ik. Nijdig loop ik naar binnen en loop mijn alvast 'ingerichte' kamer in. Zodat we meteen in konden trekken.
Ik ga in het vensterbank zitten en kijk uit het raam. Vanuit dit punt heb ik uitzicht op het bos. Oké, één voordeel: er is een bos en dichtbij een strand. Maar voor de rest is dit mijn ondergang. Er zijn nauwelijks winkels, en de winkels die er zijn, zijn voor boodschappen. Voor kledingwinkels, bioscopen en disco's moet je naar Port Angeles.
Een traan rolt over mijn wang. De reden van deze vreselijke verhuizing is mijn vader. Hij was wereldberoemd en stond elke week in de tijdschriften. Maar zijn leven duurde niet lang. Hij kwam om in een vliegtuigcrash, toen hij op weg was naar Egypte, voor een film.
Mijn moeder kon het niet verdragen om zijn gezicht in al die tijdschriften te zien. Dus ze besloot te verhuizen zonder mijn mening te vragen. Maar erg vond ik het niet, zelf deed het me ook pijn om naar mijn vaders gezicht te kijken, terwijl ik zelf nog niet geaccepteerd had dat hij weg was. Maar om nou naar zo'n gat te verhuizen, waar ze nauwelijks internet hebben?
Kill me please.
Er zijn nog geen reacties.