4
‘Echo? Waar ben je heen?’ De gedaante keek onrustig om zich heen. ‘Ik wil je helpen, Echo, waarom luister je niet naar me?’ Na een aantal seconden op een reactie gewacht te hebben maar dit niet gekregen te hebben begon de gedaante met lopen. Af en toe riep hij haar naam, maar ze leek niet meer te luisteren. Hoe langer de gedaante liep, hoe donkerder de gangen leken te worden. De gedaante zag steeds minder, maar hij bleef doorlopen. ‘Het licht hier staat gelijk aan de warmte in jouw hart,’ fluisterde hij, ‘je hebt hulp nodig, Echo. Kom tevoorschijn.’ Hij kreeg nog altijd geen reactie. De gangen leken eindeloos, de gedaante bleef maar lopen en lopen. Er leek ook geen enkel geluid te zijn, zelfs de voetstappen vielen niet te horen. Maar toch was er licht. Ergens bij een bocht viel een klein vuurtje te zien. Er leek een persoon bij te zitten. ‘Echo?’ vroeg de gedaante, ‘ben jij dat?’ Zonder een reactie af te wachten begon hij met rennen, richting het vuurtje met de persoon. Hoe dichterbij hij kwam, hoe duidelijker het werd dat het Echo inderdaad was. Ze zat bij het vuurtje, leunde tegen de muur aan. Ze had haar ogen gesloten. Hij stopte met rennen toen hij twee meter van haar af was.
‘Jucja? Ben jij dat?’ Echo’s stem klonk zacht en vriendelijk, maar bang tegelijk. Heel anders dan ze hiervoor sprak.
‘Ja, Echo, alsjeblieft luister naar me.’
‘Ik luister, Lucja.’
‘Je hebt hulp nodig. Kom met me mee. Je moet hier weg.’
‘Ik wil hier niet weg.’
‘Je moet je niet zo opsluiten, Echo. Denk aan je moeder.’
Echo opende haar ogen. Ze keek in het vuur. ‘Mijn moeder is dood, Lucja.’
‘Hoe komt dat, Echo? Wat is haar overkomen?’
‘Je hebt haar vermoord, Lucja.’
‘Ik heb haar niet vermoord.’
‘Ik heb het met mijn eigen ogen gezien, Lucja.’
‘Waarom herhaal je mijn naam constant? Echo, geloof me, ik heb haar niet vermoord.’
‘Je zal boeten voor wat je gedaan hebt.’ Ze wendde haar ogen van het vuur af en keek naar de gedaante die blijkbaar Lucja heette. ‘Ik zal je moeten straffen.’
‘Echo, ik heb haar niet vermoord. Je moeder leeft en wacht boven op je.’
‘Die wereld is vergaan, Lucja. Net als jij over een aantal minuten.’
‘Wat? Wat bedoel je Echo?’
Echo stond op. ‘Je zult boeten,’ sprak ze. Ze keek naar het vuur en stak haar hand ernaar uit. ‘Kijk uit, Echo!’ Lucja pakte haar arm vast en trok het weg bij het vuur, ‘straks verbrand je je.’ Echo keek hem kwaad aan. ‘Ik verbrand me niet, maar jij wel,’ siste ze. Ze trok haar arm los en stak haar hand vervolgens in het vuur. Terwijl ze dit deed uitte ze geen enkel teken van pijn. Toen ze haar hand uit het vuur haalde, stond haar hele arm in brand. ‘Je zult boeten, Lucja.’ Ze keek hem aan met een dreigende blik. ‘En wel nu.’ Ze stak haar brandende arm richting een muur, fluisterde iets waar niks van te verstaan viel. Direct nadat ze haar mond gesloten had kwam er een straal met vuur van haar hand af. Deze zette het pad in brand tussen haar en de muur waar haar arm naar wees. ‘Vaarwel Lucja,’ fluisterde ze, ‘ik zal je missen.’ Echo verdween. Het punt waar ze eerst stond, begon meteen te branden. Het vuur breidde zich snel uit. Lucja wilde wegrennen van het vuur, maar toen hij zich omdraaide zag hij dat er opeens een muur stond op de plaats waar hij eerder vandaan kwam. Hij draaide zich opnieuw om in de hoop dat daar wel een uitweg was, maar daar viel enkel vuur te zien. ‘Het spijt me, Echo,’ fluisterde hij, ‘je zult het nooit weten.’
Met een schreeuw werd ik wakker. Ik probeerde adem te krijgen, maar dit lukte maar amper. Heel mijn lichaam was bezweet en de hitte viel niet te houden. ‘Jenci?’ Mijn moeder kwam mijn kamer in gerend. ‘Gaat het?’ Toen ze me zo zag liggen schrok ze en rende ze naar mijn bed. Ik kreeg steeds minder lucht, alles begon steeds erger te draaien, tot alles uiteindelijk zwart werd.
Er zijn nog geen reacties.