Nog een dag - Hoofdstuk 3
Nog een dag, ja, dat was waar ik steeds aan dacht. En nog een week dan zat ik in de trein naar Zweinstein, wat een heerlijke school. Ik was heel benieuwd bij wie Anne Kevering in zou komen. Anne was een leeftijdsgenootje van me, Anne was twee dagen na mij geboren. Natuurlijk was ik langer en veel, veel, veel knapper, maar goed, dat zag iedereen in een simpele blik op ons. Nouja, hoe dan ook, ik dacht en hoopte wel dat Anne bij mij kwam - Zwadderich. Sommige mensen vinden mij gek, ik maak er dan een afkorting van: G.E.K.: Geniaal Eerlijk en Knap. Klopt, toch? Misschien die middelste niet, maar dat hoefte niemand te weten, tenminste...
Het keukenraam stond zo'n vijf centimeter open. Zilvergrijze rolgordijntjes hingen er voor om dat licht tegen te houden - veel te fel, onze familie en een echte Zwadderaar hield niet van licht en vrolijke dingen, waaronder de zon valt, daarom hou ik veel meeer van de maan - maar iemand ze zo aan de kant kunnen duwen. Dat vond ik nooit zo'n prettig idee, een of andere stomme verdwaalde Dreuzel zou hier zo naar binnen kunnen stappen. Dan had pappie ze natuurlijk gelijk weggetoverd, ook al mocht dat niet, tenminste van de mensen die bij het Ministerie van Toverkunst werkte. Pap werkte daar ook, op de afdeling Departement van Magische Wetshandhaving.
Een kleine, grijze uil fladderde door het openstaande raam. Ik maakte een grommend geluidje. Mijn hoofd tilde ik op uit mijn armen die op de tafel lagen. De uil prikte een keer in mijn arm met de hoekjes van de brief die hij in zijn snavel had. Alweer gromde ik even kort.
'Laat vallen,' snoof ik kortaf. Ik wist dat het de uil van Anne was. Daarom wou ik ook zo graag dat hij die brief nou is een keer liet vallen.
De grijze uil vloog naar het fornuis en daarop stond een pan. In de pan zaten nog etensresten die we nog niet opgeruimt hadden, voor het eerst in de zoveel jaar dat het is een keer gebeurde. Maar goed, de uil vloog dus boven de pan met etensresten. Hij liet de brief vallen, in de pan, draaide het gas heel laag aan en vloog als de sodemieter weg.
'STOM KLOTE BEEST,' gilde ik en rende naar het fornuis. Ik draaide het gas weer omlaag, en van de uil was niks te bekennen. Wel hoorde ik allemaal voetstappen die steeds harder begonnen te klinken. Onze uil - Staferio, tenminste een mooie zwarte en met een beetje grijszilvere haren - deed nu ook zijn ogen open. Hij begon wild door de woonkamer te vliegen, en de deur van de gang werd open geknald. Pap stond erin, samen met River en Spider (de slang had zich verveeld om River heen gekronkeld, jaja, ze waren dikke maatjes) en mama.
'Wat is hier gebeurd?' zei papa lichtelijk geirriteerd. Alle drie hadden ze hun pyjama nog aan. Spider en River gingen overal samen heen en nu was het ook het geval - ookal was River net wakker.
'Die stomme rot uil van de familie van Anne Kevering vond het leuk om de brief in de pan met etensresten te laten vallen en het gas aan te draaien,' Ik stopte even kort en rolde met mijn ogen. Ik gaf een korte blik aan die brief die half onder de etensresten zat. 'Maar hier is de brief, bijna compleet.'
'Ik zou is een babbeltje met Annes vader gaan maken. Wij gaan nog even slapen, het is pas acht uur.' Mopperend liepen de drie weer naar boven. Spider was van River afgekronkelt en ging de trap op, terug naar Rivers kamer waar zijn gigantische hok stond.
Er zijn nog geen reacties.