Hoofdstuk 2.
Een rechte lijn. Je kunt het Evelyn. Net zoals Edwin voor deed. Ik probeer me de tekenles van mijn leraar Edwin te herinneren. Ik staar naar mijn fiets en de boom op de achtergrond. Het is midden zomer en ik zit in kleermakerszit op het gras. Probeer mijn fiets na te tekenen. Ik kriebel wat op het papier. Echte fiets, getekende fiets, echte fiets getekende fiets. Evelyn, vergeet de schaduwen niet. Herinner ik mezelf. Ik trek donkere lijnen en veeg het wat uit. Ziet er al beter uit dan eerst. Tevreden kijk ik naar mijn papier en krabbel mijn handtekening eronder. Ik ben wel tevreden met het resultaat en glimlach. Ik sta op en loop naar mijn fiets. Ik maak het slot open en doe mijn schetsblok onder mijn snelbinders. Ik geef een snelle blik op mijn horloge en zie dat het half 4 is. Ik raap mijn spijkerjasje uit het gras en trek hem aan. Snel zet ik mijn goud -met zwarte glazen- pilotenbrik op. Ik loop met mijn fiets aan de hand richting het fietspad. Langs het park ligt een mooie fietsroute die ik bijna elke dag fiets. Ik moet er langs als ik naar school moet, en kom er dan vanuit school ook weer langs. Ik stap op en fiets met een dromerig zacht tempo naar huis. Mijn lichtroze zijde jurk wappert –hetzelfde als mijn haar- alle kanten op in de wind. Ik zie mensen in het park wandelen. Samen, alleen, met een hond, met een kinderwagen. En helaas verpesten wat hangjongeren mijn uitzicht. Onderuitgezakt en met een xxl zak chips –het verbaast me nog dat ze niet alle 4 een eigen zak chips hebben- geven ze luidruchtig hun mening over mensen die voorbij lopen. Ik zucht geërgerd en fiets een stuk harder zodat ik de luidruchtige kinderen niet meer hoor. Onopgemerkt houd ik dit tempo de hele rit naar huis vol. Ik ben er eerder dan ik dacht. Ik rij de oprit van het huis van mijn ouders, broer en mezelf. Ik stap van mijn fiets en bots bijna tegen mevrouw Smith op die net haar katje, miss Pufball, komt ophalen. Het katje van mevrouw Smith komt elke donderdag twee uurtjes bij ons. Want volgens mevrouw Smith is donderdag bootschappen dag. Ze in al dik in de 70. Ze heeft haar witte haren in een knotje naar achteren gedaan en een donkerbruin hoedje op haar hoofd. Ik doe mijn zonnebril af en hang hem aan de zak van mijn spijkerjasje.
‘I’m so sorry miss,’ excuseer ik mezelf.
‘Still a dreamer, my child?’ zegt ze en glimlacht.
Ik knik verlegen en haal mijn schetsblok onder mijn snelbinders vandaan. ‘Still, miss.’
‘Well, go inside, it’s getting pretty cold.’
Ik knik. ‘Bye miss Smith.’
‘Bye lovely.’
Ik morrel wat met mijn sleutel in het slot van de voordeur en als ik een klik hoor beuk ik flink tegen de deur aan. Mijn achttienjarige broer Morris zit samen met zijn vriend Jaden een film te kijken. Jaden zit in het hoekje van de bank gekropen en Morris hangt nonchalant tegen hem aan met een grote bak popcorn op zijn schoot. Ze kijken tegelijk op.
‘Hé zusje!’ roept Morris vanuit de woonkamer.
Meteen is mijn stemming omgeslagen. Boos smijt ik met schetsblok in de hoek van de kamer. Morris komt omhoog en kijkt me verbaast aan.
‘Wat heb jij nou?’ vraagt hij en trekt een wenkbrauw op.
‘Wat heb jij nou!? Wat heb jij nou!?’ herhaal ik, ‘shut up witch that stupid Dutch from you! We’re still in England right now! Don’t you know what kind of day it is tomorrow!?’
Morris komt overeind en kijkt me vurig aan. Hij trekt me mee naar de keuken zodat Jaden geen last van ons heeft, of eerder van mij. ‘Ofcourse I know what kind of day it is tomorrow.’
‘Well, then don’t act so happy! It’s all your fold, you know that! I’m going to hate you forever, I don’t know why you are doing this to me.’
‘You know how important this is for mom and dad, don’t you Evelyn?’
‘Yes, I know. But you have your Jaden. I’m alone! You’re such an idiot!’ Ik wil weg lopen maar Morris houd me tegen. ‘Don’t walk away from me,’ zegt hij en kijkt me streng aan.
‘Just because we are going away tomorrow doesn’t mean you have to play for daddie right now! Leave me alone!’ Ik wurm me uit zijn greep en ren boos naar boven. Voor ik het wist kon ik de treden niet goed meer zien door de tranen die in mijn ogen zaten en viel ik met een smak op de grond van de overloop. En ook voor ik het wist stond Morris naast me en tilde me op. Ik maakte elke mogelijke beweging zodat hij me los zou laten maar hij was veel te sterk. Hij tilde me naar zijn kamer en ging op zijn bed zitten. Met mij op zijn schoot. Hij wist precies wat hij moest doen om mij te kalmeren en dat deed hij ook. Heen en weer wiegen. Heel langzaam, alsof we op en schip op zee zaten. Ondertussen legde hij mij uit hoe belangrijk dit voor mijn ouders was. Dat ze dit zo gelukkig maakte. Nou, ik snapte niet dat het mijn ouders gelukkig maakte om dit huis te verkopen, hun kinderen naar Nederland te sturen en zelf lekker naar Spanje te gaan om daar een of ander stomme politieke groep te vormen met andere mensen, over toerisme kletsen. Morris stond op en zei dat hij weer naar beneden ging. Ik bleef alleen achter en ging op Morris’ bed zitten. Op zijn nachtkastje stond een foto van hemzelf, Jaden en mij op het strand. Dat was alweer 3 jaar geleden. Ik weet nog dat ik na de zomervakantie naar de hogere school ging. En dat we op brugklaskamp gingen zwemmen. Natuurlijk kon ik toen niet in mijn oude badpak gaan. Ik had toen van mijn moeder een nieuwe gekregen en die liet ik vol trots op de foto zien. Natuurlijk moesten Morris en Jaden weer raar doen achter mij. Ik grinnikte zachtjes.
‘Don’t cry mom, please.’ Al heb ik het er zelf ook moeilijk mee.
‘I’m sorry,’ zegt ze, ‘but I’m going to miss you so very much, and you as well Moris. And you Jaden.’
‘I’m going to miss you to mom, and you to dad.’ Ik stap op mijn vader af en omhels hem.
‘Well,’ zegt hij ‘of you go.’
Morris, Jaden en ik knikken tegelijk en pakken onze tassen. We lopen naar de loketten waar we onze vliegtickets moeten laten zien en onze koffers moeten inleveren. Er komt een hele groep van toeristen aan en ik kan mijn ouders nauwelijks mee zien. Ik ga op mijn tegen staan en probeer mijn ouders in het zicht te krijgen. Wat zie ik daar nou? Ik herken dat kapsel! Is dat nou een bruine (nep)leren jas? Opeens herken ik hem! Dat is Jason! Ik laat mijn koffer en tas achter en prop me tussen de mensen door. Het lukt met moeite. Ik kom steeds dichter bij. Ik ben langs de rij nu nog een stuk rennen. Ik ren alsof ik wordt achterna gezeten door een of ander monster.
‘Jason!’ roep ik.
Jason kijkt met een schok om en begint naar mijn toe te rennen. Ik spring in zijn armen en hij draait me rond. Ik begin te huilen.
‘I tought you would’t come!’ zeg ik al snikkend.
‘Ofcoure I would come,’ zegt Jason en zet me weer op de grond. Hij is ook aan het huilen. ‘Oh Evelyn, I’m gonna miss you so much, can’t you stay here?’
Ik schud mijn hoofd. ‘I’m sorry, but no. I have to go now.’
Jason en ik omhelzen elkaar nog voor de laatste keer. Ik snap niet hoe ik het ga overlezen zonder mijn beste vriend aan mijn zijde. Hij is er altijd voor mij geweest. En nu verlaat ik hem gewoon. Ik voel me diep schuldig. Jason en ik kijken elkaar met waterige ogen aan en later elkaar los.
‘Bye Evelyn, I love you,’ zegt Jason.
‘I love you to,’ zeg ik en loop weer terug naar de lange rij. Ik draai, voordat ik de rij weer instap nog even om en zwaai naar Jason. Ik prop me weer tussen de mensen door die meelevend naar me glimlachen omdat ze alles zagen gebeuren. Ik pak mijn tas en koffer weer en loop naar de balie. Daar laat ik mijn ID en kaartje zien en leg mijn koffer op een lopende band. Door de douane heen. Ik zucht als we langs alle winkeltjes lopen. Ik mis mijn ouders nu al. Maar ik mis Jason nog het meeste. Mijn tas voelt nog zwaarder dan eerst. En ik voel me nog verdrietiger dan eerst.
Reageer (2)
Celineeee, dit is zo goeeed !
1 decennium geledenXxxx
Ceeee!!!! Jij hebt op een of andere reden een gave waardoor je deze prachtige verhalen kan schrijven!!! supper goed!!! xxx
1 decennium geleden