XXXI
Peter Pettigrew
‘Er is meer, hè? Je hebt een grotere reden dan dat je frisse lucht had, om hier te zijn,’ zegt Chiara bezorgd.
Ik kijk haar geschrokken aan. ‘Hoe... Hoe weet je dat?’ Wauw, Peter. Kon je het nog duidelijker toegeven?
‘Je moet de hele tijd slikken en kijkt steeds weg. Je kan het me vertellen, hoor. Ik vertel niets door, waarom denk je dat ik in Huffelpuf zit?’ vraagt ze.
Ik haal mijn schouders op en wil me weer omdraaien naar het hek, maar dan bedenk ik me. Remus is altijd wel bereid om te luisteren, maar ik kan hem niet alles vertellen. De gedachte die net door mijn hoofd schoot toen ik daar stond, heeft me wel laten schrikken en misschien is het beter om even met iemand te praten.
Ik zucht en draai me dan toch om, maar begin wel te praten. ‘Ik had een nachtmerrie…’
Chiara komt naast me staan. ‘Waarover?’ Ze kijkt me even bezorgd aan, maar als ik niet terugkijk, richt ze haar blik op het uitzicht.
‘Ik droomde… over vroeger,’ mompel ik.
‘Vroeger? Als in toen je nog een kind was?’ Ze kijkt ineens een stuk minder bezorgd, waarschijnlijk denkt ze dat het over een stomme kinderangst gaat.
‘Ik werd gepest.’
Haar gezicht betrekt en ze kijkt me vol medelijden aan. Om de een of andere reden, raak ik hierdoor geïrriteerd. Ze heeft geen idee hoe het is.
“Jij zult nooit iemand worden, Peter.” De woorden schieten weer door mijn hoofd.
‘Door wie?’ vraagt ze zacht.
Mijn mondhoeken trekken omlaag. ‘Door wie niet? Het hele dorp leek iets tegen me te hebben en misschien hadden ze wel gelijk, misschien ben ik niemand.’ Het was niet helemaal mijn bedoeling dat laatste te zeggen.
‘Dat is niet waar, Peter!’ zegt Chiara geschrokken. ‘Je-’
‘Wat weet jij nou eigenlijk van mij? Niks toch?’ bijt ik haar toe.
Ze kijkt me geschrokken aan en kijkt dan snel naar beneden. ‘Het spijt me,’ mompelt ze, waarna ze wegloopt.
Ik zucht. ‘Wacht. Het spijt mij, ik had niet zo mogen reageren,’ zeg ik als ze bij de deur staat.
Ze draait zich om, kijkt me aan en zucht dan. ‘Ik begrijp het wel.’ Ze glimlacht even en loopt dan weer naar me toe.
‘Maar het is echt niet waar, Peter.’ Ze kijkt me met grote ogen oprecht aan. ‘Iedereen is iemand en ik vind persoonlijk dat jij zeker iemand bent die ertoe doet.’ Ze wordt een beetje rood, waarschijnlijk een verkeerde woordkeuze.
Ik glimlach naar haar. ‘Dank je,’ zeg ik zacht. We blijven even stil terwijl we over het terrein van Zweinstein kijken. ‘Ik was het trouwens niet echt-’
‘Dat dacht ik wel.’ Chiara glimlacht. ‘We hebben allemaal onze momenten, he?’
Weer blijft het even stil, terwijl ik iets zoek om over te praten. ‘Voor wie was die brief eigenlijk?’
‘Mijn ouders,’ zegt ze, afgeleid door iets wat ze in de verte ziet. ‘Een bedankje voor mijn verlate verjaardagscadeau.’ Ze kijkt me aan en glimlacht.
‘Oh, nog gefeliciteerd.’ Om de een of andere reden voel ik me opgelucht door haar antwoord. Of, nou ja, om de een of andere reden. Ik herinner me mijn woorden van een tijdje geleden tegen Remus, nu weet ik het zeker… Ik ben verliefd.
Ze kijkt naar haar hand, waarmee ze aan een los draadje van haar trui trekt. ‘Dank je,’ zegt ze zacht.
‘Peter?’ Chiara kijkt me aan. ‘Mag ik je iets vragen?’
Ik knik twijfelend en onderdruk de neiging om te zeggen dat het ervan afhangt wat ze wil vragen.
‘Ik zie dat je nu met Sirius, Remus en James omgaat en dat zijn toch wel de populaire jongens… Waarom heb je dan nog steeds het idee dat je niemand bent?’ Ze blijft even stil. ‘Ik bedoel, je hoort daar toch bij?’
Ik lach zonder vreugde. ‘Erbij horen is misschien een beetje groot gezegd. Ik ben goed genoeg om mee te lopen, laten we het daarop houden.’
‘Maar waarom blijf je met ze omgaan als het geen goede vrienden zijn?’
‘Remus is wel een goede vriend, denk ik. We zijn ook wel vrienden en ik weet zeker dat ze er voor me zijn als het nodig is, maar het grootste deel van de tijd loop ik er een beetje bij. En ik denk dat ik het deels ook nodig heb om erbij te lopen, het is veiliger.’ De woorden komen hakkelend uit mijn mond, maar ze geven wel een degelijke verklaring.
Ze knikt. ‘Ik snap het.’ Even lijkt ze te twijfelen. ‘Maar als je wil praten, kun je ook altijd naar mij toe komen.’
Ik glimlach. ‘Dank je.’
‘Misschien moet ik maar eens naar bed gaan, ik begin toch moe te worden,’ zegt Chiara als het een tijdje vredig stil is geweest.
‘Misschien wel een beter idee,’ geef ik toe en samen verlaten we de Uilenvleugel.
Reageer (10)
Ik vind dit verhaal zo leuk! Echt snel verder gaan! Ik volg dit verhaal al zo lang! xx
1 decennium geledenIk vind dit verhaal zo leuk! Echt snel verder gaan! Ik volg dit verhaal al zo lang! xx
1 decennium geledennaa schattig snel verder
1 decennium geledenniiice
1 decennium geledenze zijn echt superlief samen!
maar... ik ben het wel met eyes eens... ik had wel gehoopt op een zoenscene
snel verder? <33
Xx.
...
1 decennium geleden