The fight with time
“Laat me met rust,” zei ik terwijl ik mijn jas van de kapstok haalde. Woedend gooide ik mijn jas de woonkamer in, ik ga wel zonder jas naar buiten. Het bierblikje dat in mijn linkerhand vast geplakt zat nam ik ook mee de warmte in. “Taylor! Kom terug jongeman!” Tierde mijn moeder me na, tevergeefs, de dicht gegooide voordeur overstemde haar bevel.
Het was een warme na zomeravond, de vogels floten nog vrolijk hun wijsjes. Mijn ogen zochten de hemel. De oranje met geel en strepen roze gekleurde hemel lachte me warm toe. De groene bomen ritselde zachtjes door de zomerse bries. De geur op straat was unaniem, BBQ, knapperend vlees, lachende mensen en vrolijke muziek hoorde je achter de schuttingen. Het leek alsof ik de enige was die zich zo beroerd voelde, zo boos was. Al snel reageert mijn lichaam op de warmte van buiten door te zweten, gelukkig overkwam iedereen dat in deze hitte. Van binnen was het niet minder warm, furieus nipte ik van mijn warm geworden bier. Gadver!
Verwachtingsvol keek Thomas naar de mooie graanvelden. Zijn wollen muts dat meer voor decoratie was al dan niet functioneel trok hij over zijn oren. Hij had het zo koud terwijl de zon hem uitnodigend naar buiten probeerde te lokken. Nee, Thomas moest binnen blijven en dicht in de beurt van de telefoon zijn. Waarom bellen ze niet? Het was een mooie dag geweest. Vader en zoon hadden samen het land bewerkt. Liefdevol had Thomas het graan gestreeld, alsof hij tienervader was geworden en hij zijn dochter of zoon streelde over hun roze wangetjes. Zijn vader had met zijn sterke hand op zijn schouder geslagen, een bemoedigende klap.
“Goed werkt, zoon,” zei zijn vader met zijn gezicht onder het zweet en stof. Thomas had opgekeken, naar zijn held, zijn beste vriend, en sloeg zijn arm om zijn vaders sterke schouders.
“Vader, u hebt ook mooi werk verricht, het wordt een mooie oogst.” Samen waren ze naar binnen gegaan en limonade gedronken. De ijsblokjes hadden tegen het glas getikt, een paar druppels dropen langs het glas omlaag. Het was stil op het platteland, ze waren zoals stadsmensen het zouden noemen, in niemandsland. De klok sloeg drie uur, de oude met hand gemaakte klok van hout, luide zoals altijd het nieuwe uur luid in. Ding-dong, ding-dong, ding… Brekend glas was het geluid dat de klok overstemde. Een lichaam dat neervalt op de grond met een krachtig gemompel was het tweede geluid dat al het andere ter niet deed doen. Geschrokken keek Thomas in de richting van zijn vader. Zijn vader die niet meer stond maar lag te schudden op de vloer, in een plas limonade en glas scherven. “Pappa!”
De hitte dreef me naar schaduw die er niet was. Uiteindelijk vonden mijn ogen een zwarte streep, een grote vlakte met schaduw. Niet bewust van mijn omgeving zie ik hoe mijn voeten op de tegels gaan staan die van schaduw genieten. Mijn rug vind een muur, of zoiets dergelijks, en ik gun mijzelf het moment om rustig na te denken. Hoe heeft het zover kunnen komen? Mijn gevecht tegen de tijd begon… mijn groene ogen sloten automatisch terwijl mijn blonde haar voor mijn ogen valt.
“Lang leve de vrijheid… Alles kunnen doen… Niet doen wat ik moet doen… Verloren jaren, maanden, weken, uren, minuten en zelfs secondes?” Nu moet de knoop doorgehakt worden terwijl ik me niet eens heb kunnen voorbereiden. Ik weet niet wat ik wil of kan, straks woon ik… Mijn gezicht laat ik weer aan de buiten wereld zien, mijn ogen openen zich en zien mijn omgeving. Een tunnel, met graffiti gedecoreerd. Straks woon ik, doordat ik niet bereid ben om met tijd te vechten. Zijn gedachtes gingen over naar Thomas’ vader. Zij leefden elke minuut van de dag, maar deden ook het ding wat ze leuk vonden om te doen. Ze wisten wat ze deden en waarom. Ik benijd ze. Verward kijk ik naar mijn hang horloge. Nooit heb ik afscheid genomen van de vorige eigenaar ervan. Verdrietig houd ik het horloge, de tijdwaarnemer in mijn hand. Tijd is zo vreemd, het ene moment gaat alles voor de wind het andere moment valt je hele wereld kapot. Ik had afscheid moeten nemen.
“Tijd kan je niet terug spoelen, niet doorspoelen, het werkt tegen je of het werkt voor je…” Een oudere man, is naast mij komen zitten. Ook hij kijkt naar mijn zakhorloge. Ik hoor bang te zijn door deze ontmoeting met deze vreemde. Toch blijf ik zitten en kijk hem waarschijnlijk hopeloos aan.
“Dat laatste betwijfel ik, maar tijd is te zien…” Zeg ik, zwaaiend met de zakhorloge.
“Maar het houdt zich ook schuil en is eigenlijk niet te pakken.” De oude man lacht, een seconde geleden was ik een hopeloos, verbitterd, ontkennend jochie. Een seconde later een adolescent die op weg is naar volwassenheid.
Eenmaal in het ziekenhuis gaat alles veelte snel. Thomas’ vader die op een brancard ligt word van de piepende metalen kar overgezet naar een ziekenhuisbed zonder beugels. Hij ziet er zo breekbaar uit op die brancard. De ambulance broeders praten luid en gehaast met de artsen die mijn vader gaan behandelen. De sfeer is gehaast, dringend en vol met angst. Piepende apparaten vervangen de piepende metalen karren met wieltjes. Thomas’ vader krijgt verschillende spuiten, vervolgens brengen ze verschillende stikkers aan op zijn borst. Dit hele tafereel, de binnenkomst het over zetteen de plakkers en stickers –alsof Thomas’ vader een stickerboek is, nam niet veel tijd in beslag. Minuten hadden het gekost, terwijl elke seconde telde. Thomas word tegen gehouden, tot hier en niet verder, luid huilend smeekte hij om te blijven, om mee te mogen. Vroeger toen hij klein was had zijn vader hem dan uiteindelijk zijn zin gegeven. Deze vrouw gaf niet toe, hij moest wachten op te gang. In één seconden stonden ze buiten in de keuken lachend, één seconde later was zijn vader ingestort en in het ziekenhuis. Nu was Thomas thuis. Kijkend naar de graanvelden. De avond was net gevallen. De ondergaande zon had de graanvelden nog spectaculairder doen maken. De telefoon ging, Thomas nam gehaast op zei zijn voor- en achternaam en wachtte af. één seconde geleden had hij hoop, de volgende zorgde ervoor dat alle hoop, vrolijkheid en positieve gedachtes uit hem werd geslagen.
A fight against Time
Is a fight you never can win
Reageer (1)
omg, zo zielig. maar zoooo mooi
1 decennium geledenik snap niet dat jij vind dat ik beter kan schrijven????
jij hebt me allang over trofffen. dit is jou talend!!!! niet de mijne