LXXIII
Alice Potter
Uiteindelijk sta ik toch nog beneden totdat iedereen is vertrokken naar Zweinsveld, maar dan ren ik snel naar boven. Ik hoop dat Marinda gelijk heeft en dat hij doet alsof hij ziek is om niet mee te hoeven gaan.
In de leerlingenkamer zijn meer mensen dan ik had verwacht. Eigenlijk was ik ervan uitgegaan dat er niemand zou zijn, maar niet iedereen mag natuurlijk naar Zweinsveld en aangezien het buiten aardig koud is, is de leerlingenkamer de verzamelplek geworden voor leerlingen die niet meegaan. Verslagen kijk ik naar de trap die naar de slaapzaal van Remus leidt, het zal meer opvallen dan dat ik aankan om daar naar boven te gaan. Ik had toch tijdens het middageten moeten gaan, bedenk ik me vol spijt.
Uiteindelijk loop ik naar mijn eigen slaapzaal en ga op mijn bed zitten. Wat moet ik nou doen? Ik kan niet naar Remus en het gevoel dat er iets mis is, wordt steeds erger. Na een tijdje besef ik pas dat Remus me hier al helemaal niet kan vinden, mocht hij me aan het zoeken zijn. Dus vertrek ik weer naar beneden en ga op een stoel bij de open haard zitten. Ik trek mijn benen op en sla mijn armen eromheen.
‘Alice?’
Ik schiet overeind en kijk naar rechts waar Remus staat. Hij staat vlak bij het portret, waar hij waarschijnlijk net doorheen gekomen is.
‘Ik kon je niet vinden,’ zegt hij zacht.
Ik sta op en trek hem mee naar de gang, waar ik hem omhels. Ineens voel ik tranen opkomen en blozend kijk ik naar de grond. Remus pakt mijn hand en als ik hem aankijk, zie ik dat hij schrikt. Hij blijft mijn hand vasthouden, terwijl hij me naar de Kamer van Hoge Nood brengt.
‘Wat is er?’ vraagt hij bezorgd, terwijl hij de deur van de kamer sluit.
Ik ga op de bank zitten en staar beschaamd naar mijn handen. ‘Ik had een nachtmerrie en meestal als ik een nachtmerrie heb, is er iets ergs gebeurd…’ Ik wacht even voordat ik verder ga. ‘En toen kon ik jou nergens vinden en je was niet bij het ontbijt en het middageten… En ik kon niemand vragen waar je was en toen kon ik ook niet naar boven, want er zaten allemaal mensen in de leerlingenkamer en-’
‘Kom eens hier.’ Remus, die naast me is komen zitten, slaat zijn armen om me heen en trekt me tegen zich aan als hij ziet dat ik weer moet huilen.
Even blijven we zo zitten, maar dan kijk ik hem weer aan. ‘Remus?’
‘Ja?’ Hij glimlacht naar me.
‘Ik denk dat we het aan James moeten vertellen.’
Remus heeft een leuke naam(krul)
Reageer (24)
Die twee zijn écht zo lief samen! En Remus is inderdaad verstandig, dat had ze al veel eerder moeten doen.
1 decennium geledenDoorschrijven? :'D
Ahwhowcute
1 decennium geledenmoree?
Hahaha, die twee zijn echt uberschattig samen ;]
1 decennium geledenAh, me like Remus.
1 decennium geledenOké, waarom ben jij zo vroeg wakker???
1 decennium geleden-gaat nu lezen-
Uh oh. Dit gaat niet goed komen. Jamie wordt vast verschrikkelijk boos op Remy:(
Snel verder jij!!