Hoofdstuk 3. De gedoofde kaars

De volgende dag was het warm. Een van de warmste dagen van deze nazomer. Mams en Paps verlieten het kokende huis, met kapotte airconditioning, en reden ergerend naar het strand om daar bij een strandhutje te gaan zitten. Hun ergernis wegdrinkend. Ik daarentegen had mijn zwembroek en rugtas meegenomen en was klaar om te gaan zwemmen. De zon scheen in volle glorie en brak uiteen in schitterende diamanten op de golven. Er stond een briesje, die door de oeroude dennen langs het strand waaide en voor een zachte rimpeling op het water zorgde. Golfjes gaapten uiteen in gezichtjes, met witte schuimkoppen die met een zacht geruis de kant bereikten en daar verdwenen in de grove kiezels aan het strand. Met kleine passen liep ik het koele water in. Het was best koud nu, maar ook zeer verfrissend.
Na een paar meter verdwenen de kiezels en werden ze zandkorrels. Ik zwom verder en verder. Toen ik een paar meter uit de kant was dook ik kopje onder en probeerde met mijn tenen de bodem te bereiken. Maar het was er al te diep. Ik voelde kleine visjes langs mijn tenen kriebelen, toen ik weer naar boven zwom. Na de duik draaide ik op mijn rug. Voorzichtig legde ik mijn hoofd op een van de schuimkoppen. Het geluid des werelds verstomde. Het enige wat je hoorde was het gedempte geluid van stenen die over de grond heen schoven en zich tot gladde ronden kiezels schuurden. Ik genoot. Eindelijk geen gezeur, chagrijnige gezichten en geërger. Alleen het rustgevende geluid van de stille zee. Een zilte geur sloop in mijn neus. Ik sloot mijn ogen en viel in een zoete slaap. Ik droomde over de bevrijdde onderwaterwereld, de stilte en het rood fluwelen boekje dat op de golven kabbelde.

Na meer dan een half uur in het water en na meters terug zwemmen, vleide ik me neer in het zachte zand, en ging liggen bakken in de zon. Naast me lag een Spaans echtpaar met een kleine baby die vrolijk lag te spartelen en geluidjes maakte. Ik schoof mijn hand richting de rugtas en haalde er het fluwelen boekje uit. Ik sloeg het open. De bladzijden leken okergeel door de zonnestralen. Al wrijvend over het fluweel las ik het volgende hoofdstuk van het boekje, terwijl mams en paps dronken aan de bar zaten.

Witte koppen schuiven gauw.
Zonder tijd over het blauw.
Zon breekt in blinkende diamanten,
in de golven die van alle kanten,
zachtjes op de kade komen.
Zwevend op de wind tussen de bomen.
Die zachtjes over mijn wang aait.
Terwijl de kade naar me zwaait,
en het wier tegen mijn benen kroelt.
Zodat je je een vis in het water voelt.

De geluiden zijn verdwenen.
Enig gehoor zijn de tikkende stenen,
die verwoed over de bodem schuiven,
en het zand op laten stuiven.
Zo me het bodemzicht onttrekt,
dat me uit me wiegend slaap wekt.

De zon breekt in regenboogkleuren.
Die het dorre land doen opfleuren.
Zon verdwijnt achter de bomen.
Vluchtend voor de nacht die gaat komen.
Hemel en zee worden één.
En daar drijf ik langzaam heen.
Naar een plek ver hierboven.
Waar kaarsjes nooit zullen doven.
Maar als fakkels blijven vlammen.
En het donker zal verbannen.

Zo zal ik ook niet verdwijnen.
Mijn ster zal altijd over de aarde schijnen.
Tot iemand me daar heeft gevonden.
En zich zo aan mij heeft verbonden.


Ik zuchtte na het lezen van dit gedicht en verwonderde mij over de gelijkenis van mijn gedachten die het fluwelen boekje weerspiegelde. Ik staarde naar de ondergaande zon en de kleuren die ontstonden. Ik keek naar de rimpeling van de golven die verdwenen in het blauw en overgingen in de hemel. Vloeiend. Alsof ze al die tijd één waren geweest.
Ik hield het boekje dicht tegen me aan en streelde het. ´´Zo mooi ben je´´, zei ik tegen het fluweel, terwijl ik wees naar het spectrum van kleuren in de lucht.
Het moment werd verstoort door geschreeuw van mams en paps die, wederom geïrriteerd, woest zwaaiden. Ik sprintte erheen en kreeg mijn zoveelste tik. Toen volgde ik mam en pap die, via het lege terras, naar de auto beenden. Eén enkele kaars brandde nog en vormde dansende schaduwen over de inmiddels in schemer gelegde wereld. Het rustgevende gekabbel verdween naarmate we de auto naderden. Eenmaal ingestapt was het geluid, evenals de warme wind verdwenen. Ik keek om en zag dat het kaarsje was uitgegaan door de wind.

Na een verkoelende dag aan zee kwamen we weer aan in ons oververhitte huis. Onmiddellijk snelde ik naar de kamperfoelie en schoof er een stuk karton overheen, om hem tegen de scherpe zon te beschermen. De meeste planten in de tuin waren al verdord, maar de kamperfoelie was fris en groen. De eerste dag had de plant goed wortel geschoten. De bladeren kwamen weer rechtop en de knoppen kwamen uit. Het waren perfecte bloemen zonder smetten. Puur zuiver en geurend. Ik rook aan een bloem die een honingzoete geur af gaf. Zijn felgroene bladeren glommen kleur in het zonlicht. Een klein stukje verderop was nog een plantje gegroeid. Het was een baby kamperfoelie, een jonge scheut.
Dromerig staarde ik naar de blaadjes en fantaseerde hoe groot de kamperfoelie zou worden. Misschien zou de plant de boom omgroeien en hem in de zomer versieren met geurende bloemen, waar vast veel vlinders op af zouden komen. Ik stelde mijzelf voor, zittend onder de boom met mijn eigen kinderen, die ik verhaaltjes voorlas. Dichtende verhaaltjes, uit het rode boekje. Met kleine kinderhandjes die het boekje omklemden en voelden, en lachten.
Ik zou de beste ouder voor ze zijn en ze zouden niets tekort komen. Ik zou dit kale liefdeloze huis opknappen tot een geschikte plaats voor hen. Ik zou ze nooit slaan of hard tegen ze schreeuwen. Of alleen op het strand achterlaten en de hele tijd zeuren. Het zou altijd gezellig zijn.
Een zilte traan viel in de bloemkelk en bleef er treurig in liggen. Er klonk een schreeuw uit het huis. Ik stond op en veegde mijn ogen droog. Toen ademde ik diep in, verzette me tegen de drang het tuinhek uit te vluchten en stapte bang het koude huis in, waar mijn grootste angsten werkelijkheid werden.

Met een gebogen hoofdje verschool ik me tussen een rij boeken, die ik open voor me had staan. Ik schoof met mijn schoenen over het eikenhouten parket, zette me af en zonk nog verder de fauteuil in.
Regen tikte zachtjes op het dak. Even leek het geluid uit de fresco te komen. Het leek net of de figuren ritmisch zongen. Er lagen zware schaduwen over de boekenkasten, die sterk afgetekend tegen de muur stonden. Ik sloeg de vertrouwde bladzijde voorzichtig om, plukte stofjes uit de rode kaft. Ik wreef zacht over mijn pijnlijke gezicht en had de grootste moeite om me te concentreren op het boek. Het lukte gewoon niet. De woorden drongen niet door.
Tussen de boekenkasten kwam Martha aan schuifelen. Ze had een blad met koekjes en chocomel bij haar en kwam lachend op mij af. Ze wenkte me mee naar de leeszaal, waar gegeten mocht worden.
Ik durfde niet te komen, en verstopte me achter de boeken. Ik deed alsof ik intensief las.
Martha kwam aangelopen en vertelde me dat ze lekkere zelfgebakken koekjes had. ´´Je moet goed eten na het lezen´´, zei ze, en ze schoof de boekenbarricade opzij. Toen vertrok haar gezicht.
Ze sloop dichterbij en keek naar de blauwe plekken op mijn gezicht. ´´Kindje toch´´, riep ze uit, en trok me mee om de blauwe plekken te verzorgen.
Na haar behandeling, die erg goed hielp, gingen we koekjes eten. Ik glimlachte en dankte haar voor de koekjes.
Ze knikte, maar glimlachte niet. De hele tijd was haar gezicht strak en haar onderzoekende ogen lieten me niet los.
Soms schudde ze haar hoofd, alsof ze bepaalde gedachten wou wegwuiven.
Toen kwamen mijn ouders me ophalen. Hun verwelkoming was een tik en wat verwijtende woorden. Martha stond, met haar handen gevouwen, en keek. Maar niet zomaar, nee, ze keek doordringend. Met haar bruine ogen keek ze naar mijn ouders. Zwijgend, maar dreigend, zoals het fluwelen boekje zei. Mijn ouders leken zichtbaar geërgerd en zenuwachtig. Paps wierp vernietigende blikken naar Martha.
We vertrokken. Aan mijn arm werd ik meegesleurd, tegen mijn zin. De boeken staarden me aan, het plafond was stil. En toen we bijna uit het zicht verdwenen waren zag ik nog net Martha, die een kruis sloeg.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen