Hoofdstuk 2. De Bibliotheek

De volgende dag moest ik vroeg op. Ik ging met Mams naar de stad. Als een pop werd ik meegezeuld door de straten en de winkeltjes waar van alles werd gekocht, waarvan ik het nut eigenlijk niet in zag.
Ik bleef stil zwijgen en deed wat mij opgedragen werd: Niet zeuren en/of praten maar gewoon meelopen.
De laatste stop was de schoonheidssalon. Ik zag dat Mams alle opties overwoog om mij ergens te kunnen dumpen, zodat ze in alle rust van haar schoonheidsarrangement kon genieten.
Ze liep met mij naar een groot gebouw, schuin tegenover de schoonheidssalon. Het was een oud statig gebouw, met grote zuilen voorzien van Korintische kapitelen. De architraaf boven de deur was gebeeldhouwd met prachtige vormen van bloeiende flora. In het midden stond in sierlijke letters ‘Library’’ geschreven. Ik keek mijn ogen uit naar de hoge ramen, eindeloze marmeren platen die tegen de muur op liepen en de grote handgesneden eikenhouten deur die toegang verschafte tot het gebouw. Met Mams voorop liepen we het complex in en kwamen in een kleine ontvangsthal waar grote banken stonden, gemaakt van echt leder. Er stond een grote eiken tijdschriftkast met daarin allerlei bladen die ik nog nooit had gezien.
Toen betraden we de grote glazen deuren, die de ontvangstzaal scheidde van de boekenzaal.
Toen we die deuren hadden gepasseerd viel ik haast om van de indruk die ik kreeg.
Een enorme hoge zaal met een massieve eiken vloer die kronkelend verdween tussen allerlei donker gelakte kasten. De metershoge kasten zaten vol met allerlei boeken met kleurrijke kaften, gesteund door stenen steunen in allerlei dierenfiguren. Boven de kasten zat nog een looppad, een balustrade. De Baluster, ook gevuld met boekenkasten, keek uit over een enorm atrium, waardoor je van boven naar beneden kon kijken. En ook van beneden naar boven, naar het prachtige plafond. Het plafond was een kunstwerk op zich. Het was een fresco met daarop taferelen van evenementen die in deze bibliotheek hadden plaatsgevonden. Grootse lezingen, onthullingen, tentoonstellingen en zelfs een kroning.
De figuren op het plafond leken je aan te kijken. Alsof ze graag de boeken wilden lezen die de mensen in hun handen hadden.
Ik liep voorzichtig langs een van de kasten en schuifelde over de vloer. Met mijn hand ging ik over de kaften, waarvan sommige erg oud waren. Ze leken allemaal gerangschikt te zijn op schrijver en jaartal. De meest oude boeken stonden op de bovenste planken. Ze waren alleen te bereiken met een ladder, die verschoven kon worden langs de kasten.
Nieuwsgierig naar de inhoud pakte ik een boek uit de kast. Het rook muf en was omhuld met een papieren kaftje. Ik opende het boek en zag gelijk hoe de letters mij aanstaarden. Alsof ze gelezen wilden worden. Ik ging op de grond zitten. Vrijwel meteen was ik geboeid en las het boek zonder moeite. Gebiologeerd door het prachtige verhaal van ‘Het meisje met de zwavelstokjes’ vergat ik helemaal wat er om me heen gebeurde.
Na een paar bladzijden kwam Mams eraan. Ik schrok op toen ze begon te praten. ‘’Ik ga nu naar de schoonheidssalon hier tegenover, deze mevrouw zal op je passen’’
Ik keek op naar een schim die vanachter mama verscheen. Het was een oude, vriendelijk ogende, mevrouw die iets krom liep. Haar handen, die ze gevouwen voor zich hield, waren gerimpeld, maar haar gezicht was zacht en had liefelijke blosjes.
Ze schonk me een glimlach zodra ze me zag en ik glimlachte vriendelijk terug.
Ondertussen was mama al verdwenen tussen de gangpaden van boeken.
‘’Zo, je hebt dus al een mooi boek uitgekozen’’, zei ze met een zachte stem, terwijl ze wees op het boek. Ik kreeg blosjes op mijn wangen en aaide over de bladzijden. ‘’Ja, het is een heel mooi boek. Het meisje moet haar stokjes verkopen maar niemand wil iets van haar kopen. En dan heeft ze ook nog eens haar pantoffeltje kwijtgeraakt. Wat gemeen van die jongen om dat zomaar weg te gooien’’
Ik keek lichtelijk gekweld. ‘’Ik zou echt wel wat van dat meisje kopen hoor’’
De vrouw glimlachte geamuseerd. ‘’Dus jij vind sprookjes heel mooi. Want het meisje met de zwavelstokjes is een sprookje’’ De vrouw keek naar het boek met een zachte glimlach op haar gezicht.
‘’Ik zal je eens naar een kast brengen die helemaal vol staat met sprookjes, en eigenlijk hoort dit boekje daar ook te staan, maar het is door iemand op de verkeerde plek gezet’’
De oude mevrouw liep al pratend naar een hoge kast, ergens achter in het gebouw. De hoge kast zag er precies hetzelfde uit als alle andere kasten, alleen leken de kaften van de boeken hier kleurrijker. Dat kwam vast doordat de zon erop scheen en een zachte schaduw over de boeken heen legde, waardoor het geheel er nog vrolijker uitzag. Ook voor deze kast stond een ladder die verplaatst kon worden om de bovenste planken te bereiken.
De vrouw haalde een paar boeken uit de kast en legde ze voor me neer. ‘’Kijk, dit zijn ook sprookjes. Dit is bijvoorbeeld de nieuwe kleren van de Keizer en ook Hans en Grietje, Repelsteeltje en de Chinese Nachtegaal.’’ De mevrouw vertelde kort waar de boeken over gingen. Vol passie. Ik luisterde geboeid naar de verhalen van de vrouw en keek met grote ogen naar de boeken die uitgewaaierd over de vloer lagen.
‘’Nu heb je iets om te lezen’’, zei de vrouw ter afsluiting. Ze schonk me een glimlach. Ik keek haar aan en dankte haar voor de boeken. ‘’Dank u wel mevrouw, maar het zijn er zoveel. Ik kan ze niet allemaal uitlezen vandaag.’’
De vrouw glimlachte en schuifelde weg. Na een paar minuten kwam ze terug met een plastic kaart.
‘’Kijk’’, riep ze uit. ‘’Dit is een Bibliotheekpas. Daarmee kun je boeken mee naar huis nemen voor één week. En dan breng je ze weer terug. Je kunt er zoveel meenemen als je maar wilt’’
Ik keek naar de glimmende plastic kaart. ‘’Nu moet er alleen nog een naam op. Wat is je naam…’’
Ik fluisterde mijn naam, en de vrouw schreef het met een watervaste pen op het plastic. ‘’Zo, nu heb je je eigen biebpas’’
De vrouw gaf me de pas en schuifelde weg. Ze keek eenmaal om en zei: ‘’Als je iets nodig hebt of hulp nodig hebt, dan roep je me maar. Dan kom ik er aan’’ Ik knikte. ‘’O, en noem mij maar Martha’’, riep de vrouw vanaf een afstand. Ik glimlachte en knikte nogmaals. Toen de vrouw verdwenen was pakte ik het boek weer, en las het in één teug uit.

’s Avonds zat ik te trappelen van ongeduld tot ik naar bed toe mocht. Ik overwoog zelfs om zonder eten naar bed te gaan, maar dat mocht niet van paps.
Die avond waste ik af, gaf ik de kamperfoelie water en wat nieuwe tuinaarde, en vloog naar bed.
Paps en mams keken me vervreemd aan toen ik zo vroeg in mijn bed lag, maar ze klaagden gelukkig niet. Wel hoorde ik papa schelden toen ik in bed lag, maar ik wist dat ik met het openen van een boek het snel vergeten zou zijn en ik het niet meer zou horen.
Ik pakte een boek van het stapeltje dat ik had meegenomen. De sprookjesboeken had ik in de bieb al uitgelezen. Het waren ook niet zulke dikke boeken en er zaten veel plaatjes in. Deze daarentegen was veel dikker en had helemaal geen plaatjes. Ik voelde aan de rode fluwelen kaft en blies het stof van het boek af. Ik moest helemaal met de ladder naar de bovenste plank van de kast waar de sprookjes in stonden. Ik moest langs rijen boeken die werden ondersteund door zware boekenplanken en werden gestut door granieten boekensteunen van dierenkoppen.
En tot mijn grootste verbazing was het geeneens een sprookje. Waarschijnlijk was het op de verkeerde plaats terecht gekomen. Maar het rode fluweel was zo opgevallen dat ik het boekje wel moest pakken. Nieuwsgierig was ik ermee naar Martha gelopen, die vertelde dat het een verhalend rijmboekje was. Het was een boekje met verhalen en gedichten. Het verhaal kon plotseling stil komen en er kon een gedichtje in worden verteld.
Ik keek nieuwsgierig naar het boekje en vroeg aan Martha of ik het mee mocht nemen.
Martha knikte en gaf me het mee. Gretig opende ik het boekje, en sloeg de eerste, waarschijnlijk lege bladzijden, over.
Nieuwsgierig begon ik te lezen in het boekje en na een paar woorden zat ik er al helemaal in.
Het gedichtje heette verassend genoeg, de Kamperfoelie;

In het vlak en gladde land.
Onder het zachte bruine zand.
Herbergt een plantje onder de bomen.
Die zomaar opeens omhoog ging komen.
Lang verscholen in een zaadje.
Werd het nu opeens een blaadje.
Wapperend in de zachte wind.
Groeit het plantje groen gezwind.
En laat zijn prachtig kleuren vrij.
Bloemen stralen lachend naar mij.
Hij omarmd de dikke stammen.
Met overal gekleurde vlammen.
Van Kamperfoelie in alle kleuren.
Met hun heerlijke, hemelse geuren.
Kijkt uit boven al wat is.
En als ik me het niet vergis.
Praat het, en verteld lange verhalen.
Voorkomend uit alle landen en talen.
Waar de Kamperfoelie uitbundig bloeit.
En daar ook om de bomen groeit.
En met zijn allen zijn ze één.
Gaan zo over de hele wereld heen.
Daardoor kan ik altijd weten.
Wat alle mensen zijn vergeten.
Want wat de Kamperfoelie zegt.
Is de waarheid, puur en echt.


Ik sloot mijn ogen na het lezen van dit prachtige gedicht en dacht aan de kamperfoelie die bij ons huis tegen de boom aan stond te groeien. Zou hij echt alles weten? Zou hij me kunnen vertellen wat er gebeurde overal. Misschien kon hij zelfs wel verhalen van vroeger vertellen. Dat zo pas leuk zijn.
Ik beeldde me het in en glunderde. Misschien zou de Kamperfoelie ook wel luisteren naar mijn verhalen. En misschien wordt het wel verteld aan iemand aan de andere kant van de wereld. Misschien wordt het zelfs wel opgeschreven in een boek. Een boek met mijn verhalen. Een heel dik boek, omhuld met rood fluweel. ‘’Dat zou toch mooi zijn’’, fluisterde ik tegen de bladzijden.
De bladzijden sloegen om. De woorden die me toen opvielen brandden op mijn netvlies. Het was net alsof ze uit de andere letters sprongen. Alsof ze gelezen moesten worden door mij.
Ik streelde over de woorden. ‘’Doe het’’, herhaalde ik zacht. ‘’Moet ik het doen!?’’
Er sloegen weer bladzijden om. Dit keer zonder letters. Zonder doorgedrongen inkt, niets. Alleen zacht beige papier. Helemaal leeg. Bestemd om op de schrijven. Ik bladerde verder. Verassend genoeg waren er een hele boel lege pagina’s in het boek te vinden.
Die zou ik vol gaan schrijven met mijn eigen verhalen. Mijn boek onder het rood fluweel.
En het eerste verhaal wist ik al. Ik wist al precies welke verhalen ik zou gaan schrijven. Een verhaal dat deels over mezelf gaat. Ooit een dagdroom is geweest.
Want een verhaal, door mij gezegd. Is de waarheid, puur en echt.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen