Hoofdstuk 1. Pagina 1. Nieuw begin
Het was een nieuw begin, vanaf het moment dat ik de auto van mijn 'zus' uitstapte en het huis in liep met mijn koffers om een kamer te kiezen en alles in te richten zoals ik het altijd deed om de drie jaar.
Om de drie jaar verhuizen, nieuwe stad, nieuw huis, nieuwe auto, nieuwe naam, nieuwe slachtoffers.
Ik likte mijn lippen al af bij het idee dat ik weer heerlijk kon jagen. Maar we moesten al veel voorzichtiger zijn dan vroeger. Mensen werden tegenwoordig sneller opgegeven als vermist als de vroegere tijden. Mensen werden snel ziek of werden snel opgegeten door dieren. Ze werden begraven en men had er vrede mee. Het was des tijds Gods wil.
Nu, nu was het anders. Was je kind vermist, werd het doorgegeven aan de politie en die begonnen een onderzoek en als ze het lichaam dood vonden met wonden wouden ze weten van wat voor dier het was.
Maar dat is het grootste probleem van de wereld. Mijn wereld, mijn soort, wij zijn geen dieren. We hebben niemand op een paar bloedverwanten misschien na. Wij voelen niet. We doen dingen soms impulsief en soms denken we na. Soms laten we ons uithongeren en soms bestellen we gewoon mensen die niet gemist kunnen worden. En dat zijn alleen nog maar de hoeren en de zwervers.
Het bloed smaakt niet zo lekker als van een normaal mens. Het verschil is voor mensen misschien niet te merken, maar voor mijn soort zo overduidelijk. Je proeft het meteen als er iemand was die drugs gebruikte.
Het bloed smaakt dan bitterder dan normaal gesproken als je een prooi zou opjagen.
Mijn 'zus' Evaline en ik houden meer van het jagen dan van het eten van de prooi. Maar tegenwoordig hebben we niet echt een keus dan een snelle maaltijd te nemen. En zoals Evaline het noemt, een afhaal-maaltijd. Het is niet vies, maar ook niet lekker en het is nog heel goedkoop ook. Het kost ons geen gevaar, geen nieuws bericht of in de krant te staan.
Mijn kamer opruimen was een moeilijk iets met die gedachten die door mijn hoofd bleven spoken en ik kreeg meteen weer honger om te gaan jagen. Terwijl we in de vorige stad al snel nog wat hadden gegeten bij een vrachtwagenchauffeurs café. We hadden eerst netjes gevraagd of de arme man familie had, maar hij was eenzaam en alleen. Eerst hadden we hem een klein beetje getroost, op een mensen manier en daarna op onze eigen manier. Uit zijn lijden verlossen. Eten.
Ik zette netjes de spullen op zijn plek en keek af en toe even snel uit het raam om te kijken of er veel voorbij kwam rijden. Maar in de twee uur dat ik boven was, was er nog maar 1 auto langs geweest en hij ging de stad uit.
Evaline had een huis uitgekozen dat een beetje op de rand van de stad lag, zodat we ook minder opvielen. We kwamen alleen maar buiten als het moest, en we hadden niet echt een donkere huidskleur, maar ons haar was prachtig.
Ik gooide mijn lange bruine haren naar achteren met mijn hand en zuchtte toen ik een heerlijk toetje een huis in zag lopen.
“Evaline!” Ik rende snel naar beneden en Evaline keek me aan. Alsof ze eigenlijk al wist wat ik wou zeggen. Haar blik was om van te genieten. Haar ogen begonnen te glinsteren en er kwam een kleine speelse lach op haar gezicht, waar op volgde dat ze haar hoektanden aanraakte met haar tong. “Toetje?” Vroeg ze met één wenkbrauw omhoog.
We begonnen te lachen en keken door het raampje naast de deur naar buiten. Dezelfde jongen die ik buiten zag lopen was bezig met het gras aan het maaien. De jongen deed me aan iemand denken van het uiterlijk. Alleen was hij wat gespierder.
“Hij lijkt op Tristan.” Ik keek Evaline aan. “Vind jij niet dan?” Ze keek me bezorgd aan. Evaline liep naar de woonkamer, ik volgde haar snel. Met het idee dat ze ergens aan dacht. We plofte neer op de bank die al in de woonkamer stond. Gisteren neer gezet door de verhuizers.
“Ja, je hebt wel gelijk.” Ik was er zelfs heel even stil van. Wat was er op te zeggen. De jongen die je als toetje wou eten, leek op de jongen waar ik ooit echt van had gehouden. Tristan. Evaline haalde me al snel uit de stilte. “Ik weet dat je van hem hield. Probeer hem is te leren kennen. Ze komen straks vast wel langs met een afgezaagde taart.” Ik keek Evaline aan, ik knikte instemmend. Wetende dat ze gelijk had.
Reageer (1)
dit gaat nog leuk worden
1 decennium geleden