LXXI
Alice Potter
De volgende dag word ik bezweet wakker, een nachtmerrie. De vorige keer dat ik echter zo’n levendige droom had, was de nacht dat James in het ziekenhuis belandde. Ik schrok wakker en een tijdje later kwam mijn moeder mijn kamer binnen met het bericht dat James in het ziekenhuis lag. Hij was samen met Sirius en Peter bij Remus logeren en er was om de een of andere reden een ontploffing geweest waarbij hij gewond was geraakt. Ik had me nooit geïnteresseerd voor het verhaal, want het zou waarschijnlijk grotendeels onzin zijn, zeker als James het vertelde.
Vandaar dat ik niet erg opgelucht ben dat het “maar een nachtmerrie” was, ik heb juist het gevoel dat er iets is gebeurd… Ik kijk op de klok en zie dat het nog vroeg is, als ik nu opsta, kan ik misschien de zonsopgang vanuit de Uilenvleugel zien. Frisse lucht is wat ik nodig nu heb en bij het ontbijt zal ik dan vanzelf zien dat iedereen nog helemaal gezond en veilig is.
Voordat ik de slaapzaal uitloop, kijk ik nog even rond om te zien dat iedereen gewoon nog in zijn bed ligt te slapen. Zachtjes loop ik naar beneden, door het portret van de Dikke Dame, die het nodig vindt om me na te roepen totdat ik de hoek om ben, waardoor de andere schilderijen me moe en geïrriteerd aankijken. In de Uilenvleugel is het nog helemaal donker, maar als ik buiten sta, zie ik dat de lucht al begint te kleuren. Het is koud buiten en ik rits mijn vest helemaal dicht, waarna ik tegen de buitenmuur aanleun om het terrein te kunnen bekijken. Ik kijk toe terwijl het steeds lichter wordt buiten, totdat mijn oog ineens valt op iets dat beweegt. Ik zie nog net vier gedaantes over het schoolterrein rennen, voordat ze in het gebouw verdwijnen. Veel aandacht besteed ik er niet aan, er worden altijd wel weddenschappen afgesloten over dit soort dingen. Wie de hele nacht buiten durft te blijven, misschien kwamen ze zelfs wel uit het Verboden Bos.
Ik kijk om als ik zacht geritsel achter me hoor. Eén van de vele uilen kijkt me even aan, maakt een zacht geluidje en draait zich dan om. Ineens bedenk ik me dat ik onderhand ook wel een brief terug mag schrijven aan mijn ouders, ik weet zeker dat James de brief van een paar dagen geleden nog niet beantwoord heeft.
Tegen de tijd dat ik de brief aan een uil mee heb gegeven, is het alweer tijd voor het ontbijt, dus ik loop rustig naar de Grote Zaal. Als ik dichterbij kom, voel ik echter weer het nare gevoel van vanochtend boven komen. Tijdens het ontbijt zijn James, Sirius en Peter nergens te bekennen, maar het is ook nog vroeg op een zaterdag. Remus heeft echter geen excuus om niet aanwezig te zijn, hij staat altijd vroeg op. Ik vertel mezelf dat er niks aan de hand is, maar toch ga ik na het ontbijt even langs de Ziekenzaal om te kijken of er niemand ligt die ik ken.
Beetje vaag stuk misschien, maar goed(krul)
Reageer (22)
omg, ik wil het weeeeeeten!!
1 decennium geledenwsl waren die 4 mensjes remus, james, sirius en peter... en straks ligt remus in de ziekenzaal!!!
GA. SNEL. VERDER.
Oooeehh snel veder
1 decennium geledenEn trouwens helemaal niet vaag
Rarara, wie zullen de vier gedaantes zijn...
1 decennium geledenFf denken, Sirius, Remus, James en Peter?
Haha, straks zijn het hun niet!
Maar deze story is awesome!
Dus ga je please weer héél snel verder?
*wacht geduldig af*
hmm 4 gedaantes rennend over het schoolterrein was het vannacht volle maan? Want anders waren dat de vier missende persoontjes die Alice zocht! Snel verder btw waarom klest iedereeen over vaag, want ik vind het gewoon hartstikke duidelijk!
1 decennium geledenoeh daar vindt ze remus waarschijnlijk:P
1 decennium geleden