Runaway 3
"Aïsha, wordt wakker. Snel." “Mam, wat is er?” Ik wrijf vermoeid in mijn ogen en plaats me tegen de bedrand zodat ik haar goed zou kunnen zien. “Ze zijn terug, ze zijn terug. We moeten gaan.” Ik frons mijn voorhoofd en stel mijn ogen zodanig vragend op dat ze meteen snapt wat ik bedoel. “Vaalhaar. De weerwolf - die me jaren geleden heeft aangevallen - samen met zijn aanhang. Hagrid heeft ons capes gebracht, dus we kunnen veiliger weg.” De nadruk op het woord ‘veiliger’ was me niet ontgaan, waardoor ik me snel aankleed en de cape erboven trek. Ook mijn moeder trekt de cape over haar outfit, waarna ze me bij mijn pols vastgrijpt en we samen de trap af denderen. “We moeten de wegisweg op, lieveling. Daar zullen ze ons minder snel opmerken met die drukte. Iedereen wil inkopen doen voor hun kinderen die terug naar school moeten.” Lieveling. Een teken van bezorgdheid en angst. Ze zit in met iets en ik weet niet me wat. Iets wat nog komen zal. “School? Interessant.” Nog van mijn hele leven niet heb ik één enkele school gezien. Op mijn tiende was ik nog te jong om naar Zweinstein te gaan. En sinds mijn elfde ben ik al op de vlucht. Op de vlucht voor het kwade en de belagers van mijn moeder. Wat nu al twee jaar lang aanhoudt. We zeggen de cafébaas gedag en lopen met grote passen de deur naar de wegisweg door. Tovenaars en heksen zijn hier allemaal bijeengehoopt, maar niet alleen de goeden. Ik loop bijna tegen de rug van mijn moeder geplakt met haar mee naar waar ze maar wil. Ik volg haar in haar voetstappen van de weg, maar niet van het leven. Ik wil niet de hele tijd zoals mijn moeder wegvluchten voor het verleden, voor de kwade krachten. Later zou ik liever een man hebben, een gezin en een huis. Door even te hebben gedroomd en niet te hebben opgelet, loop ik tegen een meisje met roste haren. “Kijk toch uit waar je loopt! In godsnaam.” Ik kijk verontschuldigend op, maar ze kan mijn gezicht in feite niet zien. Ze trekt de capuchon van mijn hoofd af en blijft verbaasd staan. “Aïsha?” Ginny. “Nee, je moet zich vergissen.” Ik trek mijn capuchon terug over mijn hoofd en probeer de zwarte cape van mijn moeder te vinden. “Aïsha, kom op!” Delia verschijnt plots naast me en trekt me aan mijn arm mee, nog net na het verbaasde gezicht van Ginny te zien. Ze weet nu dat ik het was en ze weet dat ik nog leef. Daar ben ik dankbaar voor, want dan weet haar familie het ook.
Reageer (1)
spr
1 decennium geledenverder
x