Foto bij O17.

Pov Elvira

Ik zit al de hele tijd hand in hand met Louis, we troosten elkaar, we zijn allebei zo bang. ‘I’ve got bad news..’ begint de doktor. Gespannen kijken we de doktor aan. ‘The cancer has spread through the whole body.. there is a chance of recovery, we’re not lost yet’ maakt de dokter zijn zin af. Tranen beginnen over Louis’ wangen te stromen. Gek genoeg gebeurt dat bij mij niet. Mijn wereld lijkt wel in te storten. Ik voelde me gisteren nog zo gelukkig, en nu dit.. Ik weet dat ik het liefst keihard wil huilen, maar niet waar Louis bij is. Ik moet sterk zijn bij hem, ik moet er voor hem zijn. ‘Erm.. excuse me for a.. for a second..’ zeg ik, en loop naar het toilet. Daar beginnen de tranen als een gek over mijn wangen te stromen. Ze zijn niet meer te stoppen. Ik plens wat water in m’n gezicht en besluit weer terug te gaan. Op de gang hoor ik een ongelofelijk geschreeuw en gevloek. Ik kijk om de hoek en zie hoe Louis met zijn vuisten tegen de muur slaat. Ik loop naar hem toe en leg machteloos mijn hand op z’n schouder. Ik moet iets tegen hem zeggen, maar ik weet niet wat. ‘It’s going to be okay..’ zeg ik. Foute woordkeuze, Elvira. Hele foute woordkeuze. Louis draait zich om een kijkt me aan. ‘It’s not going to be okay, Elvira. It’s not!’ zegt hij met een betraand gezicht. Hij duwt me weg en loopt met flinke passen de wachtkamer uit. Ik merk dat Niall en Liam binnenkomen. Niall slaat zijn armen om me heen en houdt me een hele tijd vast. Gelukkig zegt hij niks, ik heb daar even geen behoefte aan. Hij strijkt door mijn haar en over mijn rug. Ik zie hoe er tranen over Liam’s wang rollen. Waarom moet dit nou gebeuren? Ik heb Anne niet eens kunnen vertellen hoeveel ik van haar houd, ik heb haar behandeld als een stuk vuil. M’n hoofd is helemaal leeg, ik weet gewoon niet meer waar ik aan moet denken. ‘I just don’t know it anymore, Niall. I just don’t..’

Pov Anne

Ik loop door een grasveld. Een oneindig lang grasveld. Ik ben helemaal alleen, er is helemaal niks, behalve gras. Ik loop kilometers, tot ik bij een plas met water kom. Er staat een boom naast de plas. Er staat een hert te drinken. Ik ga tegen de boom aanzitten en ik begin te praten tegen het hert. Het hert houdt zijn kop een beetje scheef, alsof hij me begrijpt. Het is hier zo vredig, een blauwe lucht, zonder wolken. Dan springt het hert opeens op, alsof hij ergens van schrikt. Met een paar elegante sprongen vliegt het hert door het gras heen. Hij wordt steeds kleiner, tot ik hem niet meer zie. Dan komt er een jongen aanlopen, ik herken hem, maar ik kan toch niet helemaal plaatsen wie het is. Het lijkt wel een soort God. Alsof hij een marmeren huid heeft. Hij gaat naast me zitten onder de boom. Hij strijkt met zijn wijsvinger over mijn wang, maar hij zegt niks. Dan weet ik wie het is. De naam weet ik niet, maar dit is de jongen waar ik zo van hield, of houd, dat weet ik eigenlijk ook niet. Een hele tijd blijft hij over mijn wang strijken. Waar ben ik eigenlijk? In de hemel? Nee, dat kan niet, deze jongen is namelijk niet dood. Ben ik zelf eigenlijk wel dood? De jongen pakt mijn hand vast. Hij staat op en laat mijn hand zachtjes uit de zijne glijden. Hij kijkt nog één keer om, en dan start hij zijn tocht door het eindeloze gras. Het leek wel alsof hij afscheid nam. Dan wordt de lucht opeens donker en grauw. De boom verliest zijn blaadjes en er zet een stevige wind op. De grond waar ik op zit verdwijnt, en ik val, ik val heel diep.

Pov Louis

Ik loop door de eindeloze gangen van het ziekenhuis. Ik weet niet eens waar ik naartoe ga, maar ik moest gewoon even weg van alle mensen. Ik druk op het knopje van de lift, ik ga maar naar buiten denk ik. Als de liftdeur openschuift staat er een verpleegster in van een jaar of 22. Ze kijkt me de hele tijd heel apart aan. Als ik op de begane grond ben aangekomen trek ik de kraag van mijn jas wat hoger op, het is namelijk best fris buiten. Ik steek m’n handen in mijn zakken en voel dat mijn mobiel en oortjes erin zitten. Ik haal ze eruit en stop ze in mijn oren. Ik druk op de play knop, ik weet niet eens welk liedje aanstaat. Ik hoor dat het ‘I won’t give up’ van Jason Mraz is. Ik pak m’n telefoon, ik heb helemaal geen zin in dit liedje. Als ik mijn telefoon ontgrendel, zie ik een foto van Anne en mij op m’n achtergrond. Gemaakt toen we boodschappen aan het doen waren. We staan allebei in pyjama en hebben een ongelofelijke badhair day. Ik glimlach als ik de foto bekijk, maar ondertussen stroomt er ook een traan over mijn wang. Als het liedje bijna is afgelopen begin ik naar de tekst te luisteren.


“I won't give up on us, even if the skies get rough
I'm giving you all my love, I'm still looking up”


Dan besef ik pas waar ik mee bezig ben. Ik hoor nu bij haar te zijn, en haar hand vast te houden. Ik trek de muziek uit mijn oren en stop ze in m’n zak. Bij de lift aangekomen druk ik een stuk of tien keer op het knopje. Ik moet bij haar zijn, ze heeft me nodig.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen