Wedstrijd Timshel : opdracht 2
Tijd waarin het afspeelt : 13e eeuw
Sebastian (Basti) is de zanger van het lied en daardoor heb ik ook deze pov genomen omdat ik ervan uit ga dat de zanger het geschreven heeft.
Ik ben Sebastian, 20 jaar en ik ben een arbeiderszoon. Mijn lot is om mijn vader op te volgen en te zorgen voor de familie. Maar eerlijk gezegd, ik heb daar helemaal geen zin in. Ik wil rebelleren, ik wil een revolutie starten. Ik ben het beu om altijd maar te doen wat hoort. Ik geloof niet in God en ik geloof al helemaal niet dat de koning alles kan doen wat hij wil! Maar natuurlijk kan hij dat wel.
“Sebastian!” roept een bekende stem doorheen de straat.
Ik draai me met een ruk om en zie mijn beste vriend Wolf staan. Ik glimlach en loop naar hem toe.
“Heb je die tekst nog afgeschreven?” vraagt hij met een gedempte stem.
Het is verboden om een eigen mening te hebben, we zijn allemaal onderworpen aan de macht van de koning, wat verschrikkelijk is.
“Ja hoor, hij is bijna af. Heb je trouwens Elizabeth nog gezien?” vraag ik zacht.
Elizabeth was de liefde van mijn leven maar enkele maanden geleden werd ze opgeëist door de koning omdat vader de grond niet meer kon betalen, de oogst was mislukt. En sindsdien heb ik haar niet meer gezien maar ik ben bezig met een revolutie, ik zal dit veranderen.
“Ze is helemaal onderworpen aan de macht en houdt van hem, zegt ze toch.”
Ik kijk voor me uit en zeg: “Hij heeft haar verwoest!” Het komt er eigenlijk bitterder uit dan bedoelt, al hoewel, ik ben enorm bitter tegen over de koning.
Wolf legt zijn hand op mijn schouder en zegt: “Rustig, het komt allemaal goed.”
Wolf is iemand vanop het hof van de koning en hij zal me het kasteel binnensmokkelen zodat ik de revolutie helemaal kan doorzetten. Toen hij Elizabeth opeiste heeft hij me verbannen van het hof omdat ik volgens hem, een te grote invloed had op haar. Natuurlijk had ik dat, zonder de koning zijn tussenkomst zou ze met mij zijn getrouwd. Maar goed, in het kasteel zal ik het lied brengen en de gevolgen zal ik dragen. Ik zal sowieso vervolgd worden, of ik nu in opstand kom of niet.
“Weet je trouwens al hoe het lied heet?” vraagt Wolf om de stilte te doorbreken.
“The king and all of his men”, antwoord ik uit het niets, ik heb dit ter plaatse uitgevonden en hij is goed!
Wolf kijkt me aandachtig aan en zegt: “We moeten wandelen, anders wordt dit verdacht. Maar je zal beter gauw doordoen met je tekst want als je wil dat het een effect heeft moet je morgenavond in het kasteel zijn.”
Ik kijk vlug op en vraag: “Dan moet ik mijn slag slaan? Dan zal ik effect hebben?”
Wolf grinnikt en zegt: “De ambassadeur van Frankrijk is deze nacht gearriveerd. Alles moet momenteel perfect lopen.”
Ik grijns en zeg: “Morgen avond zal ik het doen. Ik zal dan snel even alles afwerken en dan zie ik je morgen? Bij zonondergang?”
Wolf knikt en wandelt daarna terug naar het kasteel.
Thuis krijg ik een preek, ik ben te laat. Ik doe nooit iets goed, ik ben lui en geen waardige opvolger voor mijn vader. Deze verwijten krijg ik te verduren, maar eigenlijk zijn ze allemaal wel waar. Ik ben inderdaad geen goede opvolger voor mijn vader en een luiaard. Maar ik zou wel iets goed doen. Ik zal de wereld veranderen! Ik zal een opstand aanzetten. Althans dat hoop ik toch.
“Ik weet echt niet wat ik met je aan moet! Iedere jonge man werkt met zijn vader mee. En wat doe jij?!” zegt mijn moeder overstuur.
“Niets”, zeg ik lachend.
“Dat is het net! Je doet niets! En lach niet!” roept ze terwijl ze rood is aangelopen door de woede.
“Waarom schreeuw je zo?” vraagt mijn vader als hij de keuken inslentert. Hij laat zijn blik op mij rusten en schudt zijn hoofd.
“Ik zal een revolutie starten!” zeg ik plots luid.
Mijn beide ouders kijken me aan alsof ik gek geworden ben. Mijn moeder kijkt naar mijn vader en hij naar haar.
Ik ben er klaar voor! Ik herhaal het liedje steeds opnieuw. Ik voel me nog steeds vrij ontspannen omdat ik weet dat dit mijn recht is.
“Je bent er”, fluistert Wolf zacht.
Ik knik onopvallend en vraag: “Is iedereen al in de grote zaal?”
“De meesten wel, ja. En jouw mannen zitten tussen de mensen verscholen.”
Ik knik goedkeurend en volg hem naar binnen, met een geheven hoofd. Ik ben negers beschaamd voor, hij heeft Elizabeth van me afgenomen. Ik weet dat hij zal vechten, maar waarom? Hij weet dat hij alle macht heeft en dat hij voor niets bang moet zijn, maar toch wil hij me uit de buurt.
Ik stap de grote zaal in en zie meteen al mannen van mijn kamp staan. Ik glimlach en besef dat het nu maar een fractie van tijd is voor de koning mij opmerkt en me aanvalt. Of andersom.
“JIJ!” roept de koning doorheen de zaal.
Ik grimas en zeg: “Heerlijk om je terug te zien, sire.”
Hij komt naar me toe gelopen en sist: “Ik wil je hier niet.”
“Waarom? Bang dat –“ Ik maak mijn zin niet af.
Elizabeth komt aan de zijde van de koning staan en vraagt: “Is er een probleem heren?”
Mijn adem schokt in mijn keel. Ze is inderdaad veranderd, ze is mijn Elizabeth niet meer. Ik ben te laat, ik kan haar niet meer redden van deze wrede klauwen van de koning. Ik kijk weg en doe teken naar de anderen. Ze komen één voor één ten tonele en starten te tokkelen op hun muziekinstrumenten. Ikzelf start met zingen. Iedereen in de zaal kijkt ons aan. Elke regel dat ik zing is waar. Ik zing de waarheid. Hij wil alles verwoesten wat hij ziet, hij heeft haar verwoest en hij vecht nog steeds tegen mij.
“GENOEG!” schreeuwt de koning woedend.
Ik kijk hem arrogant aan en zing lekker verder. Mij kan hij niet bedwingen, niet meer. Hij kijkt naar links en naar rechts en dat is het teken dat ik er geweest ben. De muzikanten merken het en stoppen met spelen, maar ik stop niet met zingen. Integendeel, ik zing nog luider, onvermoeibaar.
“Breng hem weg, hij zal morgenochtend meteen een kopje kleiner worden gemaakt”, zegt de koning bitter.
Ik kan niets doen dan gewoon grijnzen, ik heb haar geraakt. Elizabeth kijkt me nog steeds verbaasd aan, ze weet dat ik dit voor haar doe. En als het mijn dood betekend, ga ik dood met het geweten dat ze het weet. Dat ze weet dat ik nog steeds van haar houd zoals ze is, of ja, was.
Vandaag word ik terechtgesteld. Vandaag word ik een kopje kleiner gemaakt, allemaal uit liefde voor Elizabeth. Ik wandel het plein op waar alle mensen verzameld zijn, als ze ook maar iemand kunnen zien sterven. Maar ik loop nog steeds met een geheven hoofd, ik ben niet bang voor de dood, ik weet dat ik in mijn recht ben.
“Heb je nog een laatste wens?” vraagt de beul.
“Ik wil alleen zeggen dat ik trots doodga. Dit beleid is enorm geschaad. De koning is gek.”
De menigte hapt naar adem. Het is een schande om zo over de koning te spreken.
“Elizabeth, ik houd van jou”, zeg ik luid waarna ik mijn nek op de juiste plaats leg. Ik hoor de bijl omhoog gaan en daarna is alles weg. Hij heeft me niet klein gekregen en ik heb haar in de laatste minuut van mijn leven gezien.
Er zijn nog geen reacties.