Het casino, Nickelback - This means war 4/6
De straten waren leeg, de wind liet het stof lichtjes op waaien in de stilte van de aankomende nacht. Inmiddels was het zomer. Het terreur had een seizoen ongestoord zijn gang kunnen gaan. De winkeleigenaren die dicht bij het casino stonden hadden nee-knikkend toegekeken. Natuurlijk waren ze bang geweest, natuurlijk hadden ze de politie geprobeerd op de hoogte te brengen van de situatie maar ze werden niet gehoord. Hoe kon het dan een rustig dorpje ‘ineens’ geteisterd werd door een groep baldadige volwassenen mannen?
“Ik snap dat het erg ‘heftig’ is maar er is vast niets aan de hand, kleine ruzie,” zei een van de politieagenten sarcastisch, die de telefoon had opgenomen. De politie dacht dat ze overdreven, de politie aan het pesten waren, over gevoelig etc. Terwijl ze hun beroep geen eer aan deden, namen de casino medewerkers het recht in eigen hand.
In het statige wilde weste stadje hingen er altijd en overal de vlag van het land uit. Ditmaal waren ze naar binnen gehaald, de ramen waren beschermd door middel van houten planken die er tegen aan waren gespijkert. De stad was op alles voorbereid, winkels waren gesloten, dieren waren binnen, kinderen op hun kamers, volwassenen keken door de kieren van het hout naar buiten wachtend op de storm.
Het casino leek als enige open te zijn, de werknemers stonden in afgesproken formatie binnen. Eigenlijk willden ze als levende baricade voor de casino staan, maar dat was te link. Bovendien zouden de mannen –als ze enig greintje verstand hadden, meteen rechtsomkeert maken met hun auto en zou het plan falen.
“Misschien komen ze deze week niet?” Zei Nathalie vertwijfeld. De horizon was erg mooi. De zomerse kleuren; oranje, roze, geel, rood en licht blauw leken geschilder te zijn door een befaamde schilder. Terwijl de bergen in de verte schaduw zwart kleurde was het duidelijk dat de maan achter de bergen, stond te popelen om het podium –de lucht, op te klimmen en de hoofdrol te spelen. Geduld maan, uw tijd komt nog wel, laat de zomers kleuren nu nog even de sterren van de hemel spelen. Terwijl de kleuren na een keer knipperen met je ogen –desondanks je de verwisseling van dag naar nacht wil zien zal dat je nooit lukken omdat na een keer knipperen je alles gemist heb, zichtbaar vervaagd waren. Begonnen de vogels te fluiten, uilen te krassen en de kikkers te kwaken. De natuur begon op te leven zoals het nog nooit gedaan had, misschien voelden zij de spanning ook. Met het ondergaan van de zon daalde de tempratuur. Het was een koude kille nacht. De natuur bedaarde zich bij het horen van een ronkende auto. Met veel lawaai kwam het de stad weer binnen rijden, zoals het elke week gedaan had. Het spatbord schaafde langs de weg, het licht was kapot waardoor de vonken van het spatbord het enige licht was op het casino na. De mannen waren al aan het lallen, niets vermoedend reden ze de opvallend stille stad binnen.
“Ze zijn er.” Fluisterde Eugene kijkend naar Terry.
“Smitty jij dekt me,” zei Terry vast besloten. Smitty klinkte de kleine man toe, Terry was maar een meter zestig lang. Toch had Smitty er vertrouwen in dat Terry het aankon, normaal gesproken wou hij de eerste zijn die de klappen uitdeelde.
Sloffende voeten, lallende mannen, sluitende portieren, zuchtende auto.
De gok apparaten lieten zich horen, wachtend op een klant, niet wetend dat ze deze avond niet gebruikt gingen worden.
“Wat is het stil, ze zullen wel naar huis zijn baby”
“weet je zeker… Dat het wel snor zit?” Door de hoeveelheid alcohol die de man al naar binnen had gewerkt kon hij moeilijk uit zijn woorden komen.
“Haha jij bent ook een mietje Crackhead!” Zei Digger neerbuigend.
Het viertal liep het casino binnen. De houten salloon deuren kraakte, met de kracht dat ze open werden gegooit raakte het hout de muur van het casino. Met tegen werekende kracht raakte de deur een van de mannen die luisterd naar de naam; Bob, die neidig de deur weer open gooide. Slim was de man niet. Het rode tapijt dat er lag, werd besmeurd met modder wat vermoedelijk uitwerpselen waren van een koe of hond.
Bob, Crackhead, Digger… hoe komen ze aan die namen, bedacht Terry terwijl hij zenuwachtig met zijn vingers zijn knoop van zijn gilet open en dicht deed.
“Heren, u bent niet welkom hier,” zei Terry terwijl hij de groep tegmoed liep. De mannen lachten Terry uit, ze duwde hem aan de kant en liepen door. Terry draaide zich om en beende achter ze aan, terwijl Smitty die Terry dekking gaf een van de mannen staande hield.
“Mijn vriend zei, dat u niet welkom bent hier” bromde de grote brombeer Smitty. Terry had zich trots gevoeld, vriend, Smitty beschouwde hem als zijn vriend.
Terry had geen vrienden gehad, tenzij zijn onzichtbare vrienden, overleden huisdieren, docenten en zijn ouders meetelden. Nee, Terry had geen échte vrienden gehad, leeftijdsgenoten vonden het leuker om hem te pesten. Waardoor Terry achter de school te vinden was in de pauzes, waar hij alleen speelde. Zijn onzichtbare ‘stoere’ vriend John praatte met Terry als hij dat wilde, hij steunde Terry door dik en dun. Ook zijn huis rat, vogel, kat die hij vroeger had (niet allemaal tegelijkertijd eerst kwam de rat, toen die dood ging kwam de vogel etc.) gaven hem liefde die hij weer aan hun gaf. Ook met zijn ouders kon hij goed over weg, alleen zaten de ouders wel met hun handen in het haar want hun jochie werd gepest. Hoe moesten ze dat oplossen? Veel gesprekken met school hielpen niet, leraren probeerde te helpen wat aavrechts werkte. Kinderen waren wreed voor elkaar.
Reageer (1)
maar wat is eigenlijk waarvoor je dit moest schrijven???
1 decennium geleden