Behind The Fairytale |06|
Behind The Fairytale |06|
Dauwe
Ik twijfelde, wist niet waarom May het net gedaan had en waarom Embry er niet doodsbang van werd, maar opende mijn vleugels toch even. Embry keek ernaar alsof... Ja, alsof ze mooi waren. Had hij die van May daarstraks niet gezien, dan?
‘Ze heeft het toch gezegd. Ze heeft gezegd dat we elfen zijn en daarom schrik je er niet van. En je hebt haar kwaad gemaakt. Of toch teleugesteld, want ze ging niet al te vrolijk weg. Ik snap echt niet waarom je dat hebt gedaan, misschien wil ze nu niet meer tegen je praten en dan zit je hier, hoor. Engels te spreken, zonder dat iemand je verstaat en dat jij iemand kan verstaan. Waarom heb je dat gedaan?’ Hopend op een antwoord, staarde ik hem even aan. ‘Natuurlijk vestaat hij er niets van. Domme ik.’
‘Wolven.’ Ik keek vreemd op toen hij het zei, wat bedoelde hij? Hij wees naar de deur en zei het woord. Betekende dat deur? Neen, hij wou iets van me. ‘Wolven. May, wolven.’ Iets met May en het woord. May wist waarschijnlijk wel wat het betekende, maar dat zou ze niet willen vertalen.
‘Ze vertaalt voor jou nu even niets, hoor.’ Ik dacht even na. ‘Wacht, wolven?’ Hij stak zijn hand weer naar de deur en knikte ernaar. Hij zei me wat in het Engels, maar ik verstond alleen maar May en herkende het vreemde woord dat hij steeds zei. Ik schudde met mijn hoofd, begreep hem niet.
‘May, wolven.’ Weeral... Misschien moest ik het gewoon aan May vragen, hopend dat ze zou begrijpen wat ik zei...
‘May?’ Ik vloog door de lucht en probeerde haar te vinden. ‘May, waar ben je? Ik moet je wat vragen.’ Een klein beetje licht achter haar hut verraadde haar. ‘May,’ begon ik op een zachte toon ‘Embry wil denk ik dat je wat vertaald. Wat betekend wolven?’ Opeens schoot ze recht.
‘Wat?’ Haar gezicht stond...opgelucht. Ze wachtte hierop.
‘Hij bleef maar jouw naam en dat woord wolven zeggen, ik begreep er niets van...’ Zuchtte ik. ‘En dan ging hij naar de deur wijzen, wat moest ik daar nu mee?’
‘Kom mee.’ Ze legde kort uit wat het woord betekende en sleurde me aan mijn vleugels terug naar de hut.
‘May, pas op. Dat doet pijn.’ Ze liet me direct los en stoof vooruit. Ze vloog recht op de blokhut af en duwde de deur open terwijl ze heel hard haar best deed om te vertragen. Ik deed mijn best om haar bij te blijven, maar ze was al binnen en de deur viel zachtjes dicht. Ik kon wel horen hoe ook May het woord uitsprak. En toen begon er een heel gesprek. Ik verstond er niets van, dus ging ik ook niet naar binnen. Ik veranderde mijn richting en liep naar het kleine hutje dat in het midden van alle hutten lag. De kern van ons bestaan. Voorzichtig opende ik de deur en keek naar het verminkte lichaam van het meisje. Stillaan was het licht beginnen worden en moeiteloos kon ik alle dingen zien staan die ik daarstaks niet vond. De potten met gedroogde kruiden stonden netjes in de kast. Er onder stonden een hele hoop poten gevuld met water en versere kruiden. De geur drong in mijn neus en verdrongen de zoete geur van haar bloed. Ik keek haar aan en zag hoe ze rustig ademde. Dat was een vooruitgang die ze pas twee dagen na har aankomst hier had gemaakt. Iedereen was bang geweest dat ze zou stikken, maar dat gebeurde niet. Eerst dachten sommigen dat ze dood was, ze had geen hartslag. Maar misschien was dat normaal, de jongen had ook verschrikkelijk hoge koorts maar leek daar totaal geen last van te hebben. Ik nam een pot van de plank en keek naar het klein gekapte kruidenmengsel dat erin zat. Ik wist niet wat het allemaal was, ik was niet de geneesheer, maar ik moest deze bij de wonde leggen. Er niet in, had hij geschreeuwd toen ik ze erover wou strooien. Er rond, op het geschaafde vlees, niet in de diepe wonde. Ik haalde voorzichtig het denksel van de pot en stak mijn hand er in. Met mijn vingertoppen haalde ik de kruiden er uit en legde ze voorzichtig op de plaatsen die ik wel met het kruid mocht bestrooien. Het kruid zorgde voor een zacht branderig gevoel op mijn vingers en toen ik het in de wonde legde, bibberde haar lichaam even. Alsof er zo’n rilling over haar ruggengraad liep.
‘Doet het pijn?’ Vroeg ik haar. Natuurlijk antwoorde ze niet. ‘Je mag wel blij zijn dat je dit nu niet voelt.’ Ik dacht toch dat ze dat niet deed. Ik hoopte het voor haar.
Goed opgemerkt dat het van vier naar zes ging! Het was het vijfde hoofdstuk dat ik zes had genoemd en als jij dat niet had gezegd, had ik het zesde hoofdstuk wel geschreven maar nooit online gezet en zouden alle cijfertjes helemaal mislopen (:
Reageer (1)
graag gedaan:P
1 decennium geleden