3.2: Tell me why my heart stops
Sherlock is nu al een jaar dood en volgens de buitenwereld heb ik het verwerkt.
want ik lachte als mensen me aanspraken deed mijn job goed en flirtte met een verpleegster.
Wisten zij veel dat mijn glimlach een werk was van lang oefenen en honderd procent geforceerd en dat ik zo hard werkte om even niet aan Sherlock te denken. Daarbij flirtte de verpleegster, absoluut vruchteloos natuurlijk, met mij. Maar ik kon het niet opbrengen om te zeggen dat ik ongeïnteresseerd was in haar.
Op zich was ze niet onaantrekkelijk. Ik zal haar even kort schetsen: de vrouw was in haar vroege twintig, had witblond haar en donkerbruine ronde en lichtjes uitpuilende ogen die ze met een enorme hoeveelheid zwart oogpotlood aanzette. Haar wenkbrauwen waren haast helemaal getekend met een bruin potlood en redelijk recht, slechts een kleine boog naar het einde toe. Haar gezicht was mager waardoor de fragiele structuur van haar kleine vierkante kaak in de verf werd gezet. Haar lippen waren vol en hadden geen duidelijke randen, haar neus wipte zachtjes naar omhoog. Haar figuur was mager en vormloos en haar huidskleur leek lichtjes geraakt door de zon maar niet genoeg om haar gebruind te noemen en te weinig om haar Sherlocks unieke marmeren kleur toe te schrijven. Het was flets. Zoals ik al zei: ze was niet lelijk maar Sherlock bezat mijn gedachten met zijn engelachtige uiterlijk.
Maar ach,ze deed wat ze niet laten kon. Als ze in mijn omgeving wou zijn dan zou ik haar niet stoppen.
Sherlock had ondertussen een vaste plaats aangenomen in mijn leven, dat was goed. Hij controleerde me niet meer. Mijn verdriet om hem liet me niet dag en nacht in bed liggen wentelen in zelfmedelijden.
Na mijn werk ga ik altijd eerst winkelen, dan bezoek ik Sherlocks graf, ga naar huis, kook eten, doe de vaat, zet me in de zetel met een kop thee één van Sherlocks boeken lezend en daarna ga ik in bed. Ik sliep met een ongewassen hemd van Sherlock naast mij dat zijn geur nog bevatte.
Het was niet vreemd om zoiets te doen. In feite, vele mensen slapen met een voorwerp van een overledene metgezel of eentje die lang op reis is, heb ik gehoord.
Daarna sta ik op, ontbijt, maak het huis schoon en ga werken.
Ik stelde mijn gevoelens dus duidelijk niet meer in vraag. Ik was verliefd op Sherlock Holmes, en dat zou ik blijven.
Dat hij dood was temperde dat niet het minste!
Tevens was ik lid van de vereniging die was opgestart na zijn dood genaamd de: "Ik geloof in Sherlock Holmes" club. In die club zaten velen aanbidders die enkel geloofden dat hij onschuldig was omdat, en ik zeg dit met een rechtstreeks citaat:"Die onschuldige blauwe ogen nooit een misdadiger konden toebehoren."
Sherlock was geen onschuldige jongen noch de andere karaktereigenschappen die zijn sterk geromaniseerde beeld gecreëerd door tienermeisjes bezat. Maar, ze hadden gelijk dat ze in zijn onschuld geloofden.
Reageer (1)
En nu komt Holmes terug??
1 decennium geledenDit is echt een mooi verhaal.