The Stranger
Jake, hou je kop erbij!
Sorry Seth. Je weet best dat dat lastig is.
Dat weet ik inderdaad, maar ik zie nu al twee weken lang hetzelfde en ik word er misselijk van.
Ik hield mijn mond en bleef doorrennen. Ik probeerde me uit alle macht te concentreren op het bos en mijn wachtrondes met Seth.
Leah, Quil en Embry hadden nu rust. Ik hoorde geen onbekende geluiden of zag geen dingen die hier niet hoorden te zijn, dus ik was blij toen ik kon stoppen.
De rest nam het over en ik mocht naar huis. Nou ja, naar huis… ik ging naar Juna.
Ik zou vandaag iets met haar gaan drinken in de stad. De anderen werden doodmoe van mijn gedachtes aan haar en riepen steeds dat ik moest kappen, maar ik kon er niks aan doen. Ze zat gewoon muurvast in mijn hoofd, in mijn denken. En dat was niet helemaal mijn schuld.
Ze was zo mooi, dat het haast pijn deed aan mijn ogen.
Haar dunne gestalte die zich elegant door de menigte bewoog viel me meteen op. Haar lange, bruine haren deinden vrolijk op en neer. Haar donkere ogen begonnen te stralen toen ze mij zagen en haar mooie lippen krulden zich in een blije glimlach.
‘Hé Jake,’ zei Juna toen ze bij me was en omhelsde me.
‘Hé lieverd,’ mompelde ik met mijn lippen tegen haar zachte haren en ik liet haar niet los toen we het kleine café inliepen en ergens gingen zitten.
We praatten twee uur lang, over serieuze en minder serieuze dingen, waarbij ik haar vaak genoeg aan het lachen maakte.
‘Maar,’ zei Juna, ‘je gaat niet meer naar school?’ Lastig onderwerp.
‘Nee,’ zei ik langzaam. ‘Het is momenteel nog een beetje…’ Ik zocht naar het juiste woord. Wat moest ik zeggen? Het is momenteel nog een beetje te vroeg om terug te gaan met al die bloedzuigers? Dan moest ik zeker meteen uitleggen wat ik was en wat bloedzuigers waren.
‘Nog een beetje onrustig,’ besloot ik.
Ze knikte, maar vroeg niet verder. Volgens mij zag ze wel dat ik daar niet over wilde praten.
‘Heb je al iets van je vader gehoord?’ vroeg ik.
Ze keek me verbaasd aan. ‘Al zeven jaar niet. Waarom vraag je dat?’
Ik haalde mijn schouders op. Ja Jacob, waarom vroeg jij dat?
‘Kweenie. Misschien komt ‘ie ooit nog eens terug.’
‘Tuurlijk,’ zei ze sarcastisch. ‘Denk het niet. Wees maar blij dat jij een vader hebt die bij je blijft en niet is weggelopen.’ Wat bedoelde ze daar nou weer mee?
‘Hoezo? Je ouders zijn toch gewoon gescheiden?’ vroeg ik onschuldig.
‘Niet helemaal “gewoon”. Maar dat is niet zo heel belangrijk. O nee! Het is al zeven uur en ik moet om kwart over zeven terug zijn! Sorry Jake, maar ik moet echt weg!’
Ik stond op en liep met haar mee naar buiten.
Ze gaf me een snelle kus op mijn wang en haastte zich tussen de mensen door. Toen ze nog één keer omkeek, toverde ze weer die stralende lach tevoorschijn en werd ik helemaal warm vanbinnen. Niet te geloven dat ze met míj omging.
Ik draaide me om en opeens werd ik vastgegrepen bij mijn arm. Geschrokken keek ik om.
Een wat oudere man, die er nogal vreemd uitzag keek me boos aan.
‘Wat moest jij van Juna?’
‘Jij… kent haar?’ vroeg ik stomverbaasd. Waarom kende zo’n zwerver mijn mooie meisje?
De man keek even om zich heen en zuchtte. ‘Kom,’ zei hij gehaast.
Reageer (1)
en dan is da zo haar vader
1 decennium geleden