1. -
Niall James Horan.
'Pap, ik ga even wandelen!' Ik roep naar de keuken waar mijn vader de krant zit te lezen. 'Is goed, als je maar niet te laat thuis komt want we eten optijd!' Ik trek snel mijn oude, rode supras aan en ga door de donkerbruine, houten voordeur naar buiten toe. Het is warm buiten, warmer dan het in jaren was geweest. De zon stond hoog aan de hemel en in de blauwe lucht waren slechts een paar witte sluierwolkjes te bekennen. Ik pak mijn ipod en doe de oortjes in, de klanken van mijn favoriete zanger michael bublé bereiken mijn trommelvliezen en ik geniet. Zachtjes neurie ik mee terwijl ik naar het bos toe loop. Het was geen groot bos, maar dat was alleen maar prettig voor mij, want ik weet zeker dat ik anders zou verdwalen. Vroeger kwam ik er elke woensdag middag met mijn vader. We wandelden, hielden gevechten met stokken en liepen daarna over de brug, naar het gezellige café waar we in de zomer lekkere, koude cola bestelden en in de winter een grote mok met warme chocolademelk en de lekkerste slagroom die ik ooit heb geproefd.
Ik kijk naar de mooie natuur, doe mijn oordopjes uit en luister naar het gekraak van de takjes onder mijn voeten, de vogels die vrolijk zingen en de bladeren die zachtjes heen en weer bewegen door een klein zuchtje wind. Ik geniet, ik hou van wandelen.
Na een tijdje besluit ik om naar het café toe te gaan en daar wat te drinken te bestellen. Ik loop naar het hoofdpad die leid naar een lange, geasfalteerde weg, waar je, als je naar het café wilt, de brug, die over het spoor loopt, over moet steken en dan bij het knusse, stenen gebouwtje aan komt.
Er is niemand te bekennen, ook niet in het bos. Raar want dit weer zal niet veel vaker voorkomen.
De zweetparels lopen via mijn haar, over mijn kaaklijn, en vallen dan naar beneden. Ik veeg het weg met mijn handpalm maar veel effect heeft het niet, het is gewoon weg té heet. Als ik bij de geasfalteerde weg aan kom en naar rechts ga om naar de brug te lopen, zie ik daar een meisje staan. Ze staat aan de rand van de brug, en probeert over het gammele hekje heen te klimmen. Eerst blijf ik staan en kijk toe hoe ze met een sierlijke beweging 1 been over het hekje krijgt. In de verte hoor ik iets aankomen, een trein. Op dat moment besef ik wat het meisje wilt doen en sprint ik haar kant op. 'Stop! Stop! Je weet niet wat je doet!' Ik schreeuw en zie haar met grote, maar prachtige ogen omkijken. 'Ga weg! Je hoeft dit niet te zien! Rot op!' Een traan loopt over haar wang en ze gaat verder met klimmen. Ik probeer meer vaart te maken en kom helemaal buiten adem bij de brug aan. De trein komt, hij is nu heel dicht bij en het meisje is al helemaal over het hekje heen geklommen. Ik grijp haar pols vast. 'Komop, je hoeft dit niet te doen. Overal is een oplossing voor te vinden.' Ik kijk haar aan met mijn blauwe ogen en probeer haar terug te trekken. 'Laat me los oke! Je kent me niet eens! Waarom zou je me uberhaupt proberen te stoppen?! Laat me gewoon los, alsjeblieft.' 2 ijzig-blauwe, prachtige ogen kijken me aan, ze staan vol pijn en angst. Ze probeert zich los te trekken maar ik ben te sterk. De trein rijdt onder ons voorbij en ik zucht opgelucht. 'Kom, ik weet zeker dat je dit niet echt wilt, klim terug, alsjeblieft?' Ik kijk haar smekend aan en ze zucht. 'Ik haat je! Zonder jou was ik nu in een wereld zonder pijn en ellende geweest! Ik haat je!' Haar ogen spuwen vuur, en ik zie dat ze het meent. Ze haat me echt. 'Weet je wat, mij best. Maak er maar een einde aan! Maar denk eerst eens aan de mensen die om je geven, die je super erg gaan missen en die super veel van je houden!' Kwaad werp ik 1 laatste blik op haar en loop dan weg, richting huis. Stik er maar in.
Reageer (1)
Woewh!Woewh!
1 decennium geledenGo Ellen! Go Ellen!
ghehe goed hoor