*34: Guilt and Sadness
Het duurde even voor ikzelf ook recht kwam en naar buiten ging. De deur verdween langzaam achter me.
'Natasha.' Ik bleef staan, had eigenlijk niet veel zin om met déze persoon te praten. Hij kwam voor me staan.
'Dag Ron. Ik heb nu niet echt..'
'Het is belangrijk.' Het was niet de eerste keer dat ik werd onderbroken, maar het voelde wel zo. Alsof het extra pijnlijk was als men je onderbrak wanneer je je persoonlijke wensen eens wilt vertellen.
'Ik moest je dit geven, van Harry. Hij zei dat het belangrijk was.' Een stuk afgescheurd perkament klemde tussen zijn vingers. Ietwat geschrokken nam ik het aan.
'Luister, Ron. Ik heb echt niets..'
'Ik weet het. Ginny en Hermelien zijn echt feeksen. Ik weet heus wel dat je die truc geen tweede keer zou uithalen. Daarbij, jij en Harry zijn een leuk stel samen.' Hoewel hij me alweer had onderbroken, vond ik het deze keer niet erg. Zijn woorden verwarmden me van binnenuit.
'Weet je. Dat is het aardigste dat ik in weken heb gehoord, behalve dan die dingen die Harry tegen me zegt. Bedankt Ron.' Hij bloosde nota bene. Alsof een of ander knap meisje hem net mee uit had gevraagd.
'Graag gedaan. Ik moet gaan nu. Maak je vooral geen zorgen.' zei hij, met een laatste blik op het stukje perkament. Daarna rende hij er vandoor. Nieuwsgierig vouwde ik het stukje papier open en begon te lezen.
Natasha.
Het spijt me dat ik zo vlug wegging. Sirius is in gevaar, Voldemort heeft hem. Ga naar je afdeling en blijf daar tot morgenvroeg.
Als alles goed gaat, sta ik om tien uur bij de zwadderich muur.
Ik kon niet voorkomen dat een enorm schuldgevoel beslag nam van me. Sirius. Voldemort. Gevaar.. Met weke benen begon ik de wandeling naar de leerlingenkamer, zoals Harry me geschreven had. Maar mijn gedachten gingen de vrije loop met me. Ik had Hem geen woord verteld over Sirius. Ik had Hem niets gegeven dat hij zou kunnen gebruiken. Toch voelde ik me schuldig. Het feit alleen al dat het ooit mijn bedoeling was geweest Sirius of Harry pijn te doen, vond ik al erg genoeg. Ik was al in tranen toen ik aankwam bij de leerlingenkamer. Proberend te kalmeren ging ik in de sofa tegen over het haardvuur zitten, en liet het vuur me verwarmen. Net als eerder vandaag, toen nog met Harry.
'Natasha?' Snuivend keek ik op. Verdwaasd. Ik had geen zin om te praten nu. Kon niemand dat zien?
'Ga weg, Draco. Ik wil nu niet praten.' Ik krulde mijn knieën onder mijn kind en sloeg mijn armen eroverheen.
'Ik wel.' Ongevraagd ging hij naast me zitten. Ik schoof een eindje weg.
'Mam vraagt hoe het met je gaat.' Ik haalde mijn schouders op.
'Waarschijnlijk gaat het net zoals met al die andere duizenden kinderen die ontdekken dat ze eigenlijk niet de dochter zijn van de heer Van Het duister, hun moeder kwijtraken na tijd in een kelder en slaag krijgen van jaloerse kindjes op school.' Hij zweeg een paar seconden, daar was ik blij om.
'Wie heeft je geslagen?' Gefrustreerd weigerde ik te antwoorden.
'Natasha, wie sloeg je?' Kwaad draaide ik mijn hoofd in zijn richting. Het kon me niet schelen wat hij dacht, het kon me niet schelen dat hij ooit mijn grote vlam was geweest, of dat ik nu nog steeds leed onder het feit dat hij mij niet meer wilde hebben.
'Wat ga je eraan doen he? Jij snapt er niets van. Alles waar je om geeft is.. Waar geef je eigenlijk om? Meisjes aantrekken en ze laten vallen als ze niet meer zo machtig zijn als eerst?' Mijn woeste furie stopte niet, maar ik vond het genoeg gepraat. Bruusk stopte ik toen ik besefte dat het niet zo gegaan was. Al leek het daar wel op, het was niet de waarheid.
'Je weet dat ik niet degene was die de ander liet vallen.' Ik schudde mijn hoofd.
'Jij weet dat dit gesprek er niet toe doet. laat me alleen, Draco.' Ik staarde weer voor me uit, wetend dat hij niet weg zou gaan.
'Jij bent de baas niet meer.' Krachtig werd ik op mijn plaats gezet. Ik was inderdaad de baas niet meer.
'Rot gewoon op.' Schreeuwde ik naar hem, voor ik kwaad opstond en toevlucht ging zoeken in bed.
Met een bonzend hart stond ik voor de zwadderich muur. Het tapijt aan de muur net boven mijn hoofd. Het was vijf voor tien, en ik wachtte op Harry, zoals hij beloofd had.
'Harry.' Ik gilde het uit van blijdschap toen ik hem eindelijk zag opdagen. Hij zag eruit alsof hij van een of andere oorlog kwam. Zijn gezicht was gehavend, zag ik terwijl ik naar hem toe rende.
'Alles in orde?' Vroeg ik, voor ik de details in zijn gezicht zag. Zijn mond was strak en gespannen, zijn ogen vertoonden tekenen van slapeloosheid, hoewel hij er gisteren nog gezond uitzag. Woede en verdriet blonk in zijn ogen.
'Sirius is dood.' Zijn stem was hard en toonloos. Als een zombie. Ik schudde mijn hoofd, dit kon niet waar zijn.
'Zeg dat het een grap is.' Ik wist niet waar ik het eerst moest mee afrekenen. Alweer dat schuldgevoel, of verdriet. Het verdriet om Sirius, die ik amper had gekend, of om Harry, die ondanks alles alweer iemand dierbaar had verloren. Hij schudde zijn hoofd terwijl ik mijn gezicht in zijn tshirt probeerde te verbergen.
'Het spijt me zo, Harry.' Fluisterde ik hem toe.
Er zijn nog geen reacties.