Proloog. Dromen
Plotseling vielen er regendruppels op mijn gezicht. Ik begon te rennen, steeds harder en harder. Ik stopte niet en keek ook niet achterom. Langzaamaan veranderden de verlaten velden in een klein dorpje. Ik verminderde mijn snelheid toen ik een drukke markt zag en liep er hijgend naar toe. Overal liepen mensen met dezelfde, angstaanjagende, zwarte mantels om. De capuchons bedekte hun hele gezichten met een donkere schaduw, maar toch kon ik hun ogen zien: fel groen. Iedereen daar had dezelfde intense groene ogen. Overal waar ik ook keek, zag ik ze, maar toch kon ik geen andere gezichtsdelen ontwarren. Het was alsof de ogen oplichten in de schaduw van de capuchon. Ik arriveerde bang en zenuwachtig op een open plein en keek om me heen. Ik kon maar weinig van het dorp zien, omdat de zon net onder was gegaan. Toch zag ik nog steeds de mantels en hun groene ogen scherp. Zonder ook maar enig teken draaiden de mantels zich om naar mij en liepen met hun zweverige stappen dreigend naar me toe. Hun armen staken zich naar me uit en de groene ogen leken een demonische schijn te gekregen hebben. Paniekerig keek ik om me heen, op zoek naar een uitweg, maar de mantels hadden me al omcirkelt en waren met te veel. Ze kwamen steeds dichter en dichter en het enige wat ik kon doen was blijven staan. Nu waren ze zo dichtbij dat ik hun adem kon ruiken. Ze grepen me vast en ik gilde het uit.
Ik werd terug naar de werkelijkheid gesleurd en daar zat ik dan bezweet in mijn oude vertrouwde kamer rechtop in mijn bed te gillen. Zuchtend liet ik me terug op mijn bed zakken en keek naar mijn wekker op mijn nachtkastje. Het was net na één uur, maar ik hoefde niet bang te zijn dat ik iemand in het huis wakker zou gemaakt hebben. Deze nachtmerrie had ik nu al een maand lang. Elke nacht werd ik gillend en bezweet wakker. Ik kon er niets aan doen, ze bleven me achtervolgen als een jager zijn prooi. Ik had alle middeltjes al geprobeerd, maar niks hielp, ik bleef met de dezelfde verschrikkelijke nachtmerries opgescheept. De eerste nachten kwamen mijn ouders nog wel kijken of alles goed was, maar nu zuchtten ze alleen maar en draaiden ze zich om in hun bed. Ze dachten dat het een schreeuw om aandacht was, maar dat was het niet. Het vrat aan me. Ik lette niet meer op in de klas, omdat ik er geen energie genoeg voor had en dus stroomde de onvoldoendes en nota’s van leerkrachten binnen. Ik werd langzaam gek van te kort aan slaap en paranoïde als mensen met me wouden praten. Al mijn vriendinnen lieten me allemaal stikken, omdat ze stiekem bang voor me waren. Door die ene nachtmerrie wou niemand met me praten, niemand me helpen, zelfs mijn bloedeigen ouders niet. Het ruïneerde mijn hele leven en niemand merkte er ook maar iets van.
Er zijn nog geen reacties.