Elke dag gebeurt hetzelfde. Dag in, dag uit. En dat dan elke week, elke maand, en ieder seizoen. Het hele jaar door. Altijd is zij er, maar nog weet ik niet wie zij is. Ze ziet me en lacht, en ik lach terug. En dan word het anders.
Ik loop over de stoep. Het sneeuwt, en mijn handen zitten diep in de zakken van mijn dikke winterjas. Toch ben ik verkleumt tot op het bot. Ik probeer de witte vlokken die zich voor mijn neus bij de rest voegen te tellen, maar veel te snel raak ik de tel kwijt. Eentje raakt me neus en ik probeer hem weg te blazen. Ondertussen loop ik rillend van de kou door, tot ik merk waar ik ben; op de hoek van Oxford Street en Timothy Road. Ik kijk gehaast op, zoekend naar het goede huis. Daar zit ze weer. Ik glimlach naar haar, maar vandaag glimlacht ze niet terug. Het is jammer, want het maakt haar zo mooi. Ze houd haar hoofd scheef en bekijkt me aandachtig. Langzaam vervaagd mijn glimlach terwijl onze blikken gevangen zitten in elkaar. Haar normaal zo vriendelijke, blauwe ogen staan nu anders; bijna bang. Haar lange blonde haren zijn minder mooi geborsteld, en haar vuurrode lippen vormen een neutrale streep. Ze is plotseling niet meer het lieve meisje achter het vieze raam. De kanten gordijntjes hangen er nog en ze zit nog altijd op dezelfde plek, maar er is iets veranderd aan haar houding. Iets wat me beangstigd.
Minutenlang sta ik zo. De witte sneeuw valt op mijn blonde haren en de sneeuwvlok op mijn neus smelt. Ik merk het niet. Nergens rijden auto’s en nergens lopen mensen. Ik merk het niet. Het enige dat ik zie, is de traan die plotseling uit een van de zeekleurige ogen van het meisje komt. Dan staat ze plotseling op en loopt weg.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen