Hoofdstuk 6
Omdat district 2 niet ver van het capitool lag zouden we pas morgenvroeg de trein nemen. Op dit moment zat ik in het salon van het gerechtsgebouw samen met mijn medetribuut en Jack onze”manager”. Hij zou ons gaan uitleggen welke strategieën we in de arena moesten gebruiken. “in het eerste deel van de spelen zullen jullie een verbandschap sluiten met de andere beroeps!” nee, dat zou ik niet doen. “het is belangrijk dat jullie alle voorraden hebben, zodat jullie al zeker niet kunnen verhongeren.”, ging Jack verder. Dus de beroeps hingen af van de voorraden, hé. Dit sloeg ik op in mijn geheugen, het zou nog wel eens van pas kunnen komen. “met deze sterke groep zullen jullie de andere tributen vermoorden.” Nee, dat zou ik niet doen. “en daarna is het ieder voor zich en dat de beste mag winnen “, eindigde Jack zijn strategie. Was dat alles? zou ik het daarmee moeten stellen? Tuurlijk Cato zou wat aan deze tips hebben maar ik die van plan was er op mijn eentje van door te gaan zodra de spelen waren begonnen was hier echt niets mee. Fijn, ik zou het dus alleen moeten uitzoeken. Ik zat nog over een paar dingen mijn hoofd te breken terwijl Cato en Jack enthousiast praatten over op wat voor gruwelijke manieren je iemand kon doden. “ik ga slapen”,zei ik uiteindelijk maar.
De volgende morgen was ik al vroeg wakker en ik besloot maar eens te gaan douchen, toen ik onder de waterstralen stond bedacht ik me dat ik nog geen twee dagen geleden nog op school zat. Na het ontbijt met Jack en Kitty,die er weer uitzag als een suikerspin, was het tijd om naar het station te gaan. Vandaag zou ik voor het eerst mijn stylist ontmoeten en om eerlijk te zijn keek ik daar wel naar uit. We waren al ongeveer drie uur onderweg en ik besloot de trein eens te gaan verkennen. Ik was juist in de hoofdgang toen we de lange tunnel inreden naar het capitool. Ik voelde mijn hart kloppen en ik had moeite adem te halen. Het was al jaren geleden dat ik nog last had gehad van mijn claustrofobie maar nu begon het weer, dat gevoel dat je vast zit dat je nergens meer heen kunt. Natuurlijk kwam ik juist nu Cato tegen en ik moest er waarschijnlijk belabberd hebben uitgezien, maar ik stong tenminste nog recht. “wat is er aan de hand Lizzy? Ben je zenuwachtig?”vroeg hij spottend. Toen ik niet antwoordde en een bijna flauwviel vroeg hij toch een beetje bezorgd:”gaat het wel met je?” gelukkig reden we net op dat moment de tunnel weer uit en begon ik me direct weer beter te voelen. “ja, het gaat best!” antwoorde ik niet al te overtuigend. Ik liep zo snel ik kon terug naar mijn coupé en liet een verwarde Cato achter. Na nog eens tien minuten kwamen we in het station aan, ik probeerde zo vriendelijk mogelijk naar de mensen te lachen: ik zou mijn sponsers hard genoeg nodig hebben. Toen we uit de trein waren gestapt werden we eerst naar ons voorbereidingsteam gebracht en pas daarna zouden we onze stylist ontmoeten. Gelukkig was mijn team heel vriendelijk en hadden ze niet veel werk aan mij, een half uur later al zou mijn stylist komen.
Reageer (2)
ik hou van suikerspinnen
1 decennium geleden