007
Mijn ogen gaan langzaam open en kreunend kijk ik om me heen. Het enigste wat ik zie zijn kale grijze muren. Als ik rechtop ga zitten schiet er een pijnscheut door heel mijn lichaam. Werkelijk alles doet pijn: mijn hoofd bonkt, het voelt alsof ik mijn ribben heb gebroken en mijn neus zit onder het bloed. ‘Hallo?’ Mijn stem schalt door het gebouw en vragend kijk ik om me heen naar een deur of raam. ‘Zo, dus je bent eindelijk bij gekomen.’ De hatelijke stem vult mijn gehoorgang. Logan komt de ruimte in met een gemene grijns. ‘Wat doe ik hier?’ Vraag ik hem. Een flits van verbazing is in zijn ogen te zien, maar hij weet zich gauw te herstellen. ‘Je weet vast nog wel wat er gebeurd is gisteren.’ Hij komt dichterbij en kijkt me vragend aan. Beelden van gisteren flitsen door mijn hoofd. Er loopt een rilling over mijn rug als ik eraan terug denk. ‘Zo te zien herinner je je alles nog wel.’ Logan draait zich om en wil weglopen. ‘Waarom laat je me niet gewoon gaan?’ Hij draait zich weer om en ondertussen sta ik op. ‘Oh, ik laat je wel gaan, hoor. Volg me maar, dan kun je naar huis.’ Wantrouwend kijk ik hem aan en na een korte aarzeling besluit ik hem toch maar te volgen. Logan doet een deur open en de frisse geur van het bos komt me tegemoet. Hij geeft me een duw en ik sta buiten. De deur klapt achter me dicht en ik ben alleen. Ik heb geen flauw idee waar ik ben of waar ik heen moet om het bos uit te komen. Zoekend kijk ik om me heen, terwijl ik probeer te herinneren waar Logan en ik gisteren langs zijn gekomen. Ik besluit om een kant op te gaan en loop het bos in. Na een uur of drie heb ik de uitweg nog steeds niet gevonden en begin nu toch wel ongerust te worden. ‘Wat als ik hier niet meer uit kom?’ ‘Wat zouden mijn ouders denken? En Sarah?’ Mijn gedachten nemen het over en uitgeput laat ik me op de grond zakken. Verwoed graaf ik mijn herinneringen door, maar het levert niets op. De tranen stromen langzaam over mijn wangen en om het nog beter te maken, begint het ook nog te regenen. Ruw veeg ik mijn tranen weg en sta op. Ik begin weer te lopen en merk dat het bos steeds lichter wordt. Na nog een halfuur ben ik aan de bosrand aangekomen en zie Wolverhampton voor me liggen. Ik slaak een opgeluchte zucht en loop naar huis. Terwijl ik naar huis ga loop ik een klok voorbij en zie dat het al bijna acht uur ’s avonds is. Ik ben dus ongeveer dertien uur van huis weggeweest. Mijn huis doemt voor me op en ik druk op de bel. Mijn hoofd begint te tollen en nog voordat de deur open gaat, zak ik bewusteloos in elkaar op de grond.
You will find your way, if you believe in yourself.
Reageer (2)
verder
1 decennium geledenAHWAHWAHWAHWAHW elke keer weer als ik jouw story lees ben ik gewoon sprakeloos. HEt is gewoon zo mooi perfect en gewoon super die emoties beschreven! gewoon super!
1 decennium geledensnel verder!!