Hoofdstuk 2
de ware aard van hem.
Hoofdstuk 2
Ik hoor de deur opengaan, ik weetniet zeker of het de wind is of een levend persoon. Ik wil mijn pijl en boog pakken maar kom erachter dat ik die gisteren onder heb laten liggen. Ik zucht. Ik kijk in alle kasten en lades, van kleren tot brood kom ik tegen maar geen wapen. Ik ben boos op mezelf ik smijt een brood tegen de muur, het brood breekt over en er zit een mes in. Ik krijg een lach op mijn gezicht. ik pak het mes en tegelijkertijd gaat de deur open, uit reflex gooi ik het mes naar de deur. Gelukkig ben ik niet goed in gooien anders had ik Reu vermoord. Vlug ren ik naar de deur en omhels haar. Ik laat haar los. ‘hoe wist je dat ik hier zat?’ vraag ik. ‘dat wist ik niet’ zegt reu. ‘ik ben hier naartoe gekomen omdat dit het dichtstbijzijnde huis bij het bos is.’ ‘en toevallig ben jij hier.’ Ik omhels haar weer. ‘wil je wat eten of drinken?’ vraag ik. ‘ja is goed ik heb heel erg veel honger.’ Zegt Reu. In de keuken waag ik erop een vuurtje te maken. Ik warm vlees en maak thee.
Even later kunnen we eten. ‘waar had jij je nou eigenlijk verstopt?’ vraag ik. ‘ik lag aan de rand van het bos met pijn aan mijn been van de wolven die hadden me daar gebeten en een leger van de regering liep de stad binnen.’ Zegt Reu. ‘zullen we als we elkaar kwijtraken, hier terugkomen?’ vraag ik. ‘ja, is goed.’ zegt reu. Ik pak twee rugzakken uit een kast. Ik gooi hem naar Reu. ‘vul jij deze met eten?’ vraag ik. Reu staat op zonder iets te zeggen. Ik zie de bloedende plek op Reu’s been. Ik loop naar de broden, ik pak het mes op en snij alle broden open in sommige broden zit een mes, in eentje zit een potje tegen brandwonden. Handig, altijd handig medicijnen. Ik hoor de deur weer open gaan. Nu ren ik naar de deur pak in de gang mijn boog op en zie dat Reu mee naar buiten wordt gesleurd. Ik span mijn boog aan en duw de deur open ik schiet, recht in het hoofd van de man. De man valt dood op de grond. Reu valt ook, ze wordt helemaal blauw. ‘Marc, ik krijg geen lucht.’ Zegt Reu. Ik ren naar haar toe. Ik til haar op zodat de longen vrij komen. Het werkt niet. Ik trek haar mee naar binnen. Ik sleep haar over de grond. Leg haar op het bed. Ik haal een doek met water en leg het op haar voorhoofd. Ik ga op de stoel in de buurt zitten. Ik val in slaap. Gelukkig droom ik niet.
Als ik wakker word, zie ik dat Reu weg is. Alweer raak ik in paniek. Ik pak mijn boog met pijlen en doorzoek alle kamers. Nergens is Reu te vinden. Ik had nooit moeten gaan slapen.
Ik loop naar het duivenhok, ik schrijf een brief aan mijn vader. Beste Papa,
Ik weet niet wat er met de vorige duif is gebeurd, maar die zal niet zijn aangekomen. In de stad is niemand meer, alleen Reu was er. We werden aangevallen door iets, en Reu werd helemaal blauw. Ik had haar op bed gelegd. Zelf ben ik in slaap gevallen en toen ik wakker werd, was ze weg.
Groetjes, Marc.
Ps. Moet ik iets speciaals doen zodat de brief de beveiliging passeert?
Ik Bind deze aan de poot van de duif. De duif vliegt naar mijn vader. Ik kijk de duif na totdat ik hem niet meer kan zien.
Ik besluit hier te blijven. Dit was ons afgesproken plekje.
Lief dagboek, 2 september, rond het 16:00 uur
Het is twee dagen geleden dat ik jarig was. Reu komt niet terug, de duif die ik van mijn vader verwacht komt en komt ook niet. Ik voel me verlaten. Weet jij wat ik moet doen? Zou Reu of Xavier misschien aan de rand van het bos liggen? Ik durf het risico niet te wagen! Wat ben ik toch een mietje. Eigenlijk moet ik Reu gewoon gaan zoeken. Want van een dode kun je niet houden.
Nou eigenlijk wel maar het is toch anders. Ik moet nu stoppen anders brandt het eten aan.
Groetjes Marc.
Onder het eten hoor ik het geschreeuw van een heleboel kraaien. Ik loop langzaam naar buiten. Omdat ik naar boven aan het kijken was. Schrok ik me kapot toen ik Xavier zag. ‘Xavier?’ vraag ik. ‘ja, Xavier’ zegt hij droog. ik moest er een beetje van lachen. ‘heb jij Reu gezien?’ vraag ik. ‘je komt ook meteen ter zake, he?’ hij pakt zijn zwaard en hij sloeg me met de achterkant en van. Ik viel bewusteloos neer.
Als ik wakker word, zie ik dat ik in een soort kooi lig. Reu ligt naast me.
Clove en mijn moeder zullen wel al dood zijn. Ik stond op, het werd wazig voor mijn ogen, ik had hoofdpijn en was duizelig. Ik zakte weer in.
‘wil je wat van mijn water?’ vroeg Reu. ‘ja is goed’ zei ik. Ze kiepte heel langzaam water in mijn mond. Ik heb nooit geweten dat water zo verfrissend was. ‘genoeg’ fluisterde ik.
Gelukkig had ik mijn dagboek bij me. Ik zat met een dilemma. ik ben verliefd op Reu, maar ik durf haar niet te vragen. in de nacht schreef ik een briefje:
Schatje,
ik hou van je,
xxx
veel liefs, Marc.
ik kon niet slapen, ik begon met ijsberen door de kooi.
beste dagboek, september, in de nacht.
Ik kan helemaal niet slapen. Wat ik ook probeer.
Ik heb Reu een briefje geschreven waarop staat dat ik van haar hou.
Ik hoop dat ze mij ook leuk vindt.
De zon komt zo dadelijk op.
Groetjes, Marc.
De zon komt op. Reu ziet het briefje op haar buik liggen. Ze leest het. ‘Marc, ik hou ook van jou.’ Fluistert Reu.
Als het had gekund had ik haar dehele dag gekust maar dat ging niet want Xavier kwam met een hele lijst klusjes.
De klusjes waren zwaar. Ik moest meel zaken van 50 kilo verplaatsen.
Waterpompen. Mar het zwaarste en het vieste was dat ik de voeten van Xavier moest masseren.
Toen we weer in de kooi zaten. Sprong Reu me in mijn armen. ‘i Love You’ zei ik. ‘i Love You too’ zei Reu.
Er zijn nog geen reacties.