'Deze is gekneusd. Twee weken niet op lopen en dan zal het beter gaan.' Ik geef geen antwoord, al zou ik heel graag willen weten waar ik in godsnaam naartoe zou moeten lopen. Zonder verder iets te zeggen vertrekt de man weer. We hervatten ons gesprek niet, maar luisteren naar de geluiden achter het gordijn.
'Wat denk jij dat we moeten doen voor een beetje water?' Gekweld strijk ik met mijn tong over mijn gehemelte als antwoord op haar vraag.
'Ik weet het niet. Hoelang is het geleden dat we gedronken hebben?' Vanessa telt langzaam terug, maar haar berekeningen worden verstoord door de twee keer bewusteloosheid.
'Veel te lang, geloof ik. Zou iemand eraan denken dat we water nodig hebben?' Ik schud mijn hoofd en zucht héél erg diep.
'Ik weet het niet. Hoort het zo? Ik bedoel, zijn we nu een soort van krijgsgevangene?' Vanessa kreunt harder dan ooit en haar aanwezigheid rolt zich op in een strakke bal.
'We gaan dood.' Het is geen geklaag, geen vraag, maar een koelbloedige vaststelling. 'Ik dacht écht dat Brandon ons zou beschermen.' Ik antwoord niet, de moeite om haar eerder te waarschuwen voor haar hoopgevende dagdromen was al een keer tevergeefs.
'Misschien moet je erom vragen?'
'Ben je gek, vraag jij het maar. Ik ga niets doen dat ze kwaad kan maken.' Ze lacht om mijn reactie. 'Laten we gewoon nog even wachten. Ik wil eerst weten wat ze plan zijn met ons.' ze zwijgt en laat me alleen. Achter haar rug om verwens ik haar. Ze sleept me eerst hierheen en dan laat ze me achter als het haar tegenstaat. Wat had ze dan verwacht? Wanneer het eindeloze vervelen me begint tegen te steken probeer ik in slaap te vallen. Met mijn polsen nog steeds vastgebonden valt het niet mee. Ten slotte weet ik me om te draaien op mijn buik, maar nog steeds valt het niet mee om in slaap te vallen. Nu beginnen mijn schouders te verkrampen.
'Hee, Vanessa, ik weet nu hoe een gevangen krokodil zich voelt.' Geen antwoord, nog steeds koppig.
'Ach, komaan Vanessa. we kunnen beter nog even met elkaar praten.' Kort geritsel achter me.
'Pas op!' Gilt ze opeens luid en duidelijk in mijn hoofd. Als een donderslag bij heldere hemel grijpt iemand de touwen rond mijn polsen vast en trekt me recht.
'Ah.' Ik krijs bijna als mijn pijnlijke kuit het gewicht ervaart. Uit evenwicht gebracht val ik achterover, zonder handen om me ergens aan vast te grijpen. Ik val recht op iemand, die sissend een stap opzij zet. Mijn val hervat zich en ik kom pijnlijk tegen de grond terecht. Mijn achterhoofd voelt de grond het harst. Verdwaasd kijk ik op.
'Brandon.' Vanessa piept zachtjes naar me, alsof hij het kan horen. 'Hij is nog nooit zo..' ze stopt haar toespraak als ze ziet waar ik naar kijk. Het kan me niet eens schelen dat het Brandon is. Het had net zo goed een ander kunnen zijn.
'Dat niet.' Mijn ogen weten niet te doen. Ze flitsen heen en weer tussen het zakmes in Brandons hand en de deur. De enige uitweg.
'Doe niet zo gek. We kunnen niet eens lopen.' Schreeuw ik in paniek naar Vanessa door het beeld heen. ze wil dat ik weg ren, buiten Jasons waarschuwingen om. Ik slik en zet me af met mijn goede been, kom een eindje van de grond en "spring" achteruit. Mijn rug belandt tegen de muur.
'Denk je dat het pijn doet?' Vanessa antwoordt niet, haar gedachten zweven weg, alsof ze niet alert wil blijven. Ze wil niet bij het moment betrokken worden.
'het spijt me, Ademt zacht. Ik had je nooit hierheen moeten slepen.' Zegt ze dan zacht. Angstig kijk ik omhoog, het lemmet van Brandons zakmes weerkaatst het kleine beetje licht dat onder de gordijn vandaan komt. Dan komt hij dichterbij, dreigend. Hij torent boven me uit.
zijn arm beweegt krampachtig, als een spiertrekking. Het volgende ogenblik valt het blinkende lemmet op de grond, de punt drijft zich diep in het zand. Verbaasd knipper ik met mijn ogen, maar zelf dan krijg ik ze er niet vanaf gericht. Alsof mijn blikveld ernaartoe getrokken wordt. Brandon blijft nog steeds staan zoals hij stond. zijn arm omhoog, alsof hij het mes nog vast heeft, zijn andere arm voor zich uit, reikend naar mijn gezicht. Zijn gezicht straalt woede en verwarring uit. Hij spant en ontspant zijn kaken onwillekeurig. Daarna valt hij neer op zijn knieën.
'Beweeg je niet.' Zegt hij, nog steeds woedend, als ik een stuk van het mes weg schuif. Zijn stem doet me opschrikken en ik krimp ineen. Verrast staart hij me aan, dan reikt zijn hand naar mijn gezicht.
Hoewel Vanessa wil dat hij haar aanraakt, deins ik achteruit.
'Ben je nog steeds Vanessa?' Wat bedoelt hij daarmee? Ik probeer de toon in zijn fluisterende stem te achterhalen.
'Sluit je ogen. Zonder die gloed, ben ik toch nog steeds ik?' Haar voorstel doet me aarzelen. Kan deze man naast mij kijken? Na een diepe poging eromheen te draaien sluit ik mijn ogen. Een zucht van verlichting klinkt door de ruimte, of door mijn hoofd. Ik weet niet wie ze geslaakt heeft, en eigenlijk kan me dat ook niet veel schelen.
Brandon verschuift, ik hoor hem. De bodem knerpt onder zijn lichaam als grind. Zijn hand grijpt mijn schouder, knijpt dan minder en wrijft over mijn rug.
'Brandon.' Vanessa kreunt gepijnigd, haar handen willen hem vastnemen. Ze wil zijn geur opsnuiven, zijn spieren onder handen voelen. Brandons hand glijdt verder naar mijn hand, zijn andere arm kruipt langzaam over mijn andere schouder, dezelfde richting uit. Ik voel zijn vingers over het kleine, lichte litteken gaan. Het bezorgt me kippenvel. even knijpen zijn vingers in mijn nek, dan gaan ze naar boven. Hij woelt even door mijn haar. De stemming slaat vliegensvlug om. Als metalen grijpers klemt de ene hand zich in mijn haar vast en trekt mijn hoofd voorover. Iets kouds en glads glijdt over mijn nek. Ik weet wat het is. Mijn ademhaling versnelt, mijn ogen vliegen open. Vanessa en ik gillen allebei tegelijk als de punt zich over het litteken in mijn hals boort. Angst of pijn? Verdriet, of de wil om te overleven?
'Liefde' Gilt Vanessa door mijn gedachten heen. De punt scheurt mijn huid open. Ergens, diep in de hals die ik bestuur, voel ik mezelf zitten. Een klein, zilverachtig wezen, bijna blootgelegd door de wonde. We gillen nog een keer. Pijn deze keer, de punt verdwijnt uit mijn hals, wat nog meer pijn achterlaat dan wanneer hij zich erin boorde. Zonder dat ik het wil, begin ik mezelf te verdedigen. Woest ruk ik mijn hoofd achteruit, de spieren in mijn nek protesteren. Zodra ik loskom laat ik me op mijn zij vallen en gooi mijn gezonde been in de lucht. Een zacht stompgeluid en een lichte 'uhg' zeggen me dat ik hem geraakt heb. Gevloerd. dan pas besef ik wat ik gedaan heb.
'Ben je gek? Hij wilde..' Ze maakt haar zin niet af, maar haar gevoelens zeggen genoeg. Ze spelen in tegen de mijne. De hare woede. De mijne schuldgevoel, schuld om de pijn die ik, als vreedzame ziel, veroorzaakt heb. Zelf op dit wezen dat me net nog wilde vermoorden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen