Het enorme huis werd zichtbaar vanaf een afstand alsof het ons had op staan wachtten. Het huis leek opeens anders, vreemd. De houten muren leken ouder dan ooit te voren, mos duidelijk groeiend aan de randen. De groene deur was zijn kleur alweer aan het verliezen en Charlie’s oude pick-up leek weer een paar jaar ouder. De tijd was traag voorbij gegaan, maar te snel om te beseffen wat er allemaal veranderd was. Misschien lag het aan mij, maar het leek wel of papa het ook zag.
Een frons kerfde zich in mijn voorhoofd, woorden te kort om te kunnen zeggen wat er precies in mijn hoofd omging. Ik maakte snel de gordel los en spurtte de wagen uit, de treden op, het huis in.
Alles zag er nog precies het zelfde uit, alsof niemand hier in tijden geleefd had. Het enige wat leven in het huis verried was het tekort aan spinnenwebben en de afwas op de rand van het aanrecht. Ik hoorde zijn ademhaling duidelijk boven, voelde hoe zijn hart langzaam klopte. Papa volgde vlak achter me zijn voetstappen vast beraden. Ik plofte neer in de zetel, keek de kamer verder rond en zag hoe mijn vader de trap op snelde. Gestommel werd boven duidelijk en een seconde later stond mijn vader beneden met een stel koffers, om zijn lippen een gemene grijns. “Charlie?”
Hij lachte zacht, bestuurde de trekken van mijn gezicht en knikte naar de deur,”wij gaan voor..”
Ik wilde er op in gaan maar hij was al de deur uit voor ik mijn woorden gezocht had.
Ik wierp een blik op het plafond, hoorde nog steeds zijn vaste ademhaling en het schuifelen van zijn voeten over de grond. Ik haalde diep adem, keek voor de allerlaatste keer het huis rond en verliet het huis met hangend hoofd. Mijn vader zat al weer in de auto, zijn blik op mij gericht langs de achteruitkijkspiegel. Ik glimlachte onzeker en hij knipperde zachte, keek me aan vanonder zijn dikke wimpers. De onschuld in zijn bedoelingen werd duidelijk, dus stapte ik in. Hij leunde om me heen om m’n deur dicht te trekken maar maakte geen aanstalten om te vertrekken.
“Ik zal dat huis missen,” zei ik na een eeuwig durende stilte. Hij keek me even bedachtzaam aan en knikte,” denk je eens in, hoe hij zich moet voelen… de kans dat hij hier ooit nog terug keert is enorm klein.”
Dat was het moment dat het tot me door drong. Het enige cadeau dat ik wou. Het enige dat enkel hij me kon geven. Het enige wat ik écht wilde! Ik durfde het niet te vragen, maar dat hoefde ook niet want hij haalde het zo uit mijn gedachten. Hoewel ik bijna zeker wist dat hij het niet eens wou zien.
Hij bevroor in zijn zetel, zijn ogen in de verte gericht. Het beeld in mijn gedachten bracht een versteende frons op zijn gezicht, angst die ik nooit eerder gezien had.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen