Foto bij *33: I (Won't) Miss you

Bruut kwam ik door een paar armen tot stilstand. Om te zorgen dat ik niet om zou vallen door de plotselinge stilstand draaide mijn lichaam, de persoon die me vast had draaide mee. Verward probeerde ik me los te wringen.
'Rustig, Natasha, ik ben het maar.' Harry greep me met beide schouders vast en draaide me om. Hij bekeek me aandachtig, hij zag dat er iets niet klopte, waarschijnlijk door de tranen die nog steeds uit mijn ogen liepen. Of mijn beide handen op mijn kaak. Voorzichtig reikte hij naar mijn polsen en trok mijn handen van mijn gezicht. Zijn vingertoppen streken over de pijnlijke plek.
'Wie deed dat?' Zijn blik verwrongen van woede. Ik schudde mijn hoofd.
'Het was.. Niemand.. Ik ben.. tegen een standbeeld gelopen.' Ik wende mijn blik af, zodat hij de leugen niet zou zien.
'Een standbeeld met handen?' Ik knikte.
'Veel standbeelden hebben handen.' Hij knikte en maakte een raar 'uhu' geluid met zijn keel. Als een ouder die zijn kind betrapt op een leugen.
'Dat standbeeld heeft je goed geraakt. Je bloed zelfs aan je lip. Gaat het wel.' Ik haalde mijn schouders op.
'Ik was het er wel vanaf. Geen probleem.' Ik probeerde mijn tranen weg te vegen, Harry hielp door me een kus op mijn voorhoofd te geven. Het troostte me meer dan ik zou durven toegeven.
'Ga je me nog vertellen met wie je ruzie had?' Ik keek op.
'Ik zeg net: ik had helemaal geen..'
'Ik hoorde je schreeuwen.' Ik beet op mijn lip en keek weer naar beneden.
'Oh.' Zijn handen wreven over mijn schouder. 'Het was Ginny, en Hermelien. Maar zeg er alsjeblieft niets van. het is zo al erg genoeg.' Hij knikte, maar wierp ze een hatelijke blik toe voor hij zijn hand op mijn onderrug legde en me aanspoorde weg te gaan.
'Je bent een feeks, Natasha. Ik krijg je wel.' Gilde Ginny achter me aan. Harry's hand trilde, maar ik begon sneller te lopen zodat hij geen kans had erop te reageren.

'Harry?' Het haardvuur van de Kamer Van Hoge Nood maakte mijn gezicht warm en roodgloeiend. Zijn borst ging langzaam op en neer, met mijn hoofd erop. We lagen diep in de zachte kussen, die naar mijn eerste opinie uit berenvacht waren gemaakt.
'Ja?' Hij klonk even dromerig als ik.
'Ik wilde gewoon weten of je nog wakker was.' Hij grinnikte zacht geamuseerd en begon iets te neuriën.
'Ik ben wakker, jij ook?' Ik maakte een zacht 'uhu' geluid en zonk weer weg in dromerige stilte.
'Schrijf je wel, in de vakantie?' Ik werd uit zowel de stilte als uit de droom geholpen. Waar zou ik zijn, deze vakantie?
'Ik weet niet. Ik denk niet dat ik er de kans toe zal krijgen.'
'Waarom niet?' Ik slikte nog een keer, het was niet het moment om te liegen, of om deze waarheid te zeggen.
'De mensen die voor me zorgen, proberen te intrigeren in de Orde van de Dooddoeners. Ik ben meestal vermomd.' De gedachte aan snorharen en maar vier vingers aan mijn hand, met veel te lange nagels, deed me even rillen.
'Als wat?'
'Een cavia.' Het was niet zo erg als hij het wist. Harry mocht het weten.
'Bedoel je, die veel te harige, mollige beestjes met een piepstem en maar vier tenen aan hun voorpoten?' Ik grinnikte om zijn beschrijving.
'Ja, een zwart-witte nog wel.' Hij lachte mee. Het voelde goed. Hij lachte me niet uit, het was helemaal anders dan lachen met Draco.
Met een pijnlijke steek bedacht ik dat. Draco.
'Nou, Ik denk dat ik je dan maar moet missen.'
'Hee, ik moet jouw ook missen hoor.' Antwoorde ik even zielig als hij had gedaan. Zijn beide handen kwamen omhoog in een wirwar van kronkelende vingers en een dreigende grijns.
'Geef toe dat je te druk zal zijn met piepen en wortels eten.' Hij begon me in mijn beide zijden te kietelen.
'Nee.' Gilde ik lachend, hij zette door.
'Ik ga je de kans niet geven me te missen.' Ik gaf geen antwoord, lachte teveel.
'Zeg dat je gaat genieten van je wortels zonder aan mij te denken!' We gierde het allebei tegelijk uit.
'Ik.. Zal van mijn wortels genieten!' Gilde ik, als een krankzinnige. Hij stopte.
'Weet je, het is echt niet leuk als je altijd meteen toegeeft.' Met een glimlach tot achter mijn oren keek ik hem aan, maar zijn blik was opeens strak. Zijn handen, nog steeds bij mijn zijde, grepen die vast en knepen erin. Geconcentreerd keek hij in het niets, zweet parelde over zijn voorhoofd. Het moment duurde eindeloos lang, maar toen hij eindelijk ontspande leek hij me nog steeds niet te zien.
'Harry, mijn zij! je doet me pijn.' Hij schudde zijn hoofd in een kort gebaar, maar liet me toen los.
'Sorry,' Hij slikte iets weg. Iets dat hij blijkbaar niet kon zeggen. 'Ik moet weg.' Voor ik hem kon tegenhouden was hij opgestaan. Zonder me verder nog een blik te geven, was hij weg.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen