028*
sorry jullie moeten wachten tot vanavond want ik moet zo weg ):
De gangen leken eeuwig te duren, er kwam geen eind aan. Ik verminderde mijn snelheid, Tom ook, misschien alleen maar omdat hij nog steeds mijn arm vast hield. 'Wat is er?' Vroeg hij bezorgd. Even kon ik niets uitbrengen, ik hapte even naar adem en bracht toen met moeite uit: 'ik kan niet meer!' Ik zakte door mijn benen heen, Tom was ook moe, je zag het, hij kon ook niet meer. 'Kunnen we niet heel even zitten?' Eigenlijk wilde hij het niet, ik ook niet, eigenlijk... Maar ik zou het anders niet meer volhouden. Tom zakte langs me neer. Er schenen een paar lampen, het was niet veel, maar elk beetje licht was welkom om het duister uit onze ogen te verdrijven, om je maar een heel klein beetje veiliger te voelen. 'Weet jij waar we naartoe moeten?' Vroeg ik nadat ik weer een beetje op adem was gekomen. 'Naar buiten, maar ik heb geen idee welke kant dat op is.' Tom keek recht voor zich uit en vermijdde elke kans dat hij me aan kon kijken. Ik liet het maar even zo en liet mijn hoofd op zijn schouder rustten en wreef met mijn hand geruststellend over zijn arm. Ik probeerde even logisch na te denken. We moesten zo snel mogelijk naar buiten, er zit iets moordlustigs achter ons aan dat niet echt leeft, het heeft net een zuster vermoord, dit hele ziekenhuis zit vol met dode mensen, er is niemand anders verder, we zijn verdwaald, we kunnen Georg en Gustav niet bereiken. Nope, alles is goed, we maken het prima! Niks aan de hand! Fijn, we waren nu écht verdoemd, we konden nergens meer heen, we hadden beide geen energie meer, we zaten op het randje van een geestelijke instorting. We moesten écht naar buiten. Hóe kan je buiten komen? Via de deuren, via het dak, via het raam. Het raam... Wankel stond ik op en liep naar een van de deuren die naar een ziekenkamer zou moeten leiden, op zo'n kamer waren áltijd ramen! Alleen lagen er wel een stuk of vijf bedden en matrassen voor. Tom liep achter me aan, 'wat ga je doen?' Vroeg hij aandachtig. 'We moeten naar buiten toch?' Hij knikte. 'Ramen leiden naar buiten toch?' Hij knikte weer. 'In een ziekenkamer zijn altijd ramen, toch?' Weer geknik. 'Dus, we moeten in die kamer zien te komen.' Nu pas leek het tot hem door te dringen, aangezien hij ineen keer als een gek de troep voor de deur weg begon te ruimen. Na een paar minuten en een hoop herrie, waardoor ik vurig hoopte dat niemand het gehoord had -wat me eigenlijk nogal sterk leek-, was de rotzooi weg en konden we eindelijk de deur openen. Ik legde mijn hand op de hendel en draaide die hoopvol omlaag. Op het moment dat ik de deur opende werd ik verblind door een helder wit licht, en verwoed knipperde ik met mijn ogen terwijl ik geschrokken Tom's hand vast greep. Eenmaal gewend aan het licht staarde ik met open mond naar de jongen en het meisje voor me. Het meisje was knap, sexy en aantrekkelijk en ze droeg een net iets te kort rokje, ze was onbekend voor mij. De jongen daarintegen was wél bekend. Tom Kaulitz, in precies dezelfde kamer als waar hij zou moeten liggen. Met een ongelovige blik bekeek ik hoe het meisje heupwiegend naar Tom's bed liep, die geamuseerd naar haar keek. Uitbundig zoenden ze elkaar, waarna Tom langzaam zijn hand onder het rokje liet verdwijnen en het meisje over zich heen trok. Weer werd ik naar achter getrokken, dit keer door de échte Tom, die met een blik vol afschuw hetzelfde had gezien als mij.
Ahhw ): het kan ook nooit eens goed gaan..
Reacties pleasee??
Reageer (3)
Awwwh, zo creepy! Arme Tom (echte tom dan)
1 decennium geledenSnel verder <3
Verder gaan!
1 decennium geledensnel verder gaan hoor!!
1 decennium geleden