Foto bij Proloque.

"Verdomme," zeg ik zachtjes, alsof ik wilde dat niemand het hoorde. Niet dat veel mensen me hier konden verstaan, ik bedoel, ik was immers in London. Mijn kleine vingers pakten de uiteinden van mijn sweater stevig vast. "Waarom ben ik hier ook al weer?" vraag ik meer aan mezelf dan de mensen die me passeren. Mensen kijken me niet aan, hebben het druk, moeten naar hun werk. 'Werk,' zegt het stemmetje in mijn hoofd. Alles doet me aan mijn ouders denken. Mijn moeder, de liefste vrouw die ik ooit had ontmoet. Mijn vader, een koelbloedige drugsdealer. Ze pasten niet bij elkaar, maar op een of andere manier waren ze zo perfect samen. Tot de dag dat de dood hen scheidde, zoals er in een huwelijks gelofte wordt gezegd. De dood scheidde ze snel, maar pijnlijk. Mijn vader werd vermoord door een klant van hem, ik geloof dat mijn moeder iets zei over achterstallige betalingen of zo. En mijn moeder, die lieve vrouw, was snel haar man achterna gegaan. Ze kon niet leven zonder hem, was haar excuus geweest, in een brief die ze speciaal aan mij had gericht. Hij zat in mijn broekzak. Ik kan het niet laten om even te glimlachen. Ze had geschreven dat ze van me hield, dat ze me nooit pijn had willen doen en dat ik hetzelfde moest doen als zij had gedaan. Een tijd op doorreis gaan. Nou ja, doorreis had ze niet specifiek gezegd, gewoon op reis. En ook al had ik geen geld en geen verblijfplaats, iets zei me dat deze reis nog wel eens bijzonder zou kunnen worden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen