027*
Een meisje zat met opgetrokken knieën voor ons te huilen op een van de omgevallen matrassen, terwijl we iets verder op een ander onduidelijk persoon driftig heen en weer zagen lopen, hij was kaal en had een lang wit soort van pak aan, net als het meisje. Voorzichtig zette ik een stapje naar voren richting het meisje om er heel langzaam en voorzichtig bij neer te knielen. 'Shhht, het is al goed,' probeerde ik haar te sussen, ik ging er eigenlijk een beetje van uit dat ze hier ook op de gangen verdwaald was geraakt. Ze bleef huilen en negeerde me compleet. Voorzichtig raakte ik met één vinger haar arm aan, wat ik beter niet had kunnen doen. Met een ruk keek ze op, ze had maar 1 oog, het andere was een donker bebloed gat, met haar hand haalde ze uit naar mijn gezicht, waar ik iets vlijmscherps langs mijn wang af voelde strijken, voordat ik bij zinnen kwam liet ze zich met een krijs naar voren vallen, naar mij toe. Ik voelde een sterke arm rond mijn middel die me naar achteren trok, buiten bereik van het meisje. 'We moeten hier weg!' Schreeuwde Tom in mijn oor. Hij trapte de deur achter ons open terwijl het meisje op handen en voeten, totaal buiten zinnen en krijsend naar ons toe kroop. Ik hees mezelf aan zijn arm op en samen rende we door de gangen, deur na deur open gooiend, hopend op een einde. 'We moeten naar beneden!' Bracht ik met moeite uit. Verwoed zochtten we naar een lift of trap, maar er waren alleen maar gangen, onophoudelijk lange gangen...
Mijn blik viel plots op een figuur, het was een zuster die aan het eind van de gang stond, en zo te zien was ze behoorlijk van streek. 'Mevrouw! Hier!' Ze draaide zich om, en bij het zien van onze gezichten klaarde die van haar meteen op, terwijl ze half struikelend naar ons toe kwam rennen, voor ons zakte ze bijna huilend in elkaar. 'Ik weet niet wat er aan de hand is! Iedereen is dood!' Snikte ze. Ik sloeg een arm om haar heen en probeerde ook mijn tranen binnen te houden. 'We moeten naar buiten,' zei ik vastbesloten. De zuster hief haar hoofd op, ze was nog redelijk jong, waarschijnlijk ongeveer 25 jaar. "Emilia" stond er op haar naamkaartje. Ze had een mooi slank gezicht, waar haar bruine haar omheen krulde, maar het jurkje om haar mooie figuur was gehavend en zat onder het vuil. Ik trok haar op aan haar armen, 'welke kant is de trap op?' 'Volg mij,' zei ze, terwijl ze in de richting rende waar ze net vandaan kwam. Een beetje onzeker keek Tom me aan terwijl we achter haar aan renden, 'weet je zeker dat we haar kunnen vertrouwen?' 'We moeten wel, zij kent de weg hier beter dan ons.' 'Ik heb de trap gevonden!' Hoorde ik haar roepen, terwijl ze bij een doorzichtige deur stond, waarachter nog een schim stond. Nog een? Glimlachend trok Emilia de deur open en verdween erachter. 'Nee, STOP!' Ik trok aan zijn arm en op ongeveer een meter of 4 van de deur bleven we beide stil staan, kijkend naar de 2 schaduwen achter de deur die nu elkaar hadden gevonden. IJzingwekkend geschreeuw vulde het trappenhuis en klonk onder de kieren van de deur door, terwijl Emilia wild tegen het raam in de deur begon te kloppen in de hoop dat die open zou gaan. Woorden vormden zich en drongen door in onze oren. 'Help me!' Krijste ze. Ik kon me niet meer verroeren. De schim greep haar nek vast om haar tegen het glas in de deur te drukken, en vervolgens iets met een krakend geluid eruit te trekken. Kippenvel verscheen razendsnel op mijn lichaam en er rolde een kort piepend geluidje over mijn lippen, toen het lichaam slap omlaag gleed en met een doffe klap op de grond terecht kwam. Ik wilde niet weten wat er zojuist uit haar nek getrokken werd, maar ik had zo'n vermoeden, aangezien het de vorm van een werveltje had zoals die ook altijd in een biologie boek staan. De schaduw had zich weer opgericht en leek nu de deur te openen. Een verrotte hand die onder het bloed zat greep de andere kant van de deur vast. Ik stond als aan de grond genageld. Tom was de eerste die in beweging kwam en trok me weer mee. 'Rennen!' Gilde hij. Met een harde klap stootte ik mijn schenen tegen een bed aan, maar het deed me niets, ik voelde het niet eens, het enige wat ik nu wilde was weg, ver weg. Waarom moest ik nou weer op onderzoek uit? Waarom was ik altijd zo nieuwsgierig? Ik hoorde achter me geschuif, dat aangaf dat er iets achter ons aan zat. Ik vond het knap van mezelf dat ik zo lang kon blijven rennen, ik had een conditie van nul, maar was nu toch al ruim twintig minuten achter elkaar aan het rennen. We kwamen weer bij een deur aan, die we, net als de andere deuren die we tegen waren gekomen met een ruk opende, maar dit keer draaide Tom zich nog om om hem dicht te gooien en op slot te doen. Met een klap belandde er aan de andere kant nog iets tegen aan en Tom deinsde angstig achteruit. Een woedende kreet vulde de gangen en drong tot diep door in mijn oren, tot Tom me alweer mee trok om verder te rennen, en we de deuren achter ons moesten laten.
Reacties alsjeblieft?
Of heb ik jullie nou een beetje bang gemaakt voor het ziekenhuis? ;$
Reageer (6)
OMG zo creepy! ;o
1 decennium geledenSnel verder