APWBP Boek 1 Hoofdstuk 1 deel 7
Wat ben jij?
Minerva en ik bogen ons over het bundeltje dekens, en zagen de kleine Harry liggen. Hij lag vredig te slapen. Ik merkte dat hij een vreemde snee had, in de vorm van een bliksemschicht, onder de lok zwart haar die over zijn voorhoofd hing. Minerva merkte het blijkbaar ook, want ze vroeg:
“Is dat waar…”
“Ja”, zei ik, ik begreep wat ze bedoelde. “Dat litteken zal hij altijd houden.”
“Kunt u daar niets aan doen, professor Perkamentus?”
“Zelfs als ik dat kon, zou ik het nog niet doen”, zei ik. “Littekens zijn soms heel nuttig. Ik heb er zelf ook eentje, net boven mijn linkerknie en dat is precies de plattegrond van de Londense metro. Nou, geef hem aan mij, Hagrid, hoe eerder we dit achter de rug hebben, hoe beter.” Ik nam Harry van hem over en droeg hem naar de voordeur van de familie Duffeling.
“Ken ik, ken ik afscheid van ’m nemen, meneer?”, vroeg Hagrid. Hij boog zijn hoofd en gaf Harry een, euh, kriebelige en harige kus. Vervolgens begon hij te luid te jammeren.
“Ssst”, siste Minerva. “Je maakt de Dreuzels nog wakker.”
“S-s-sorry”, snikte Hagrid, die een grote zakdoek nam en zijn gezicht erachter verborg. “Maar ik k-ken d’r gewoon niet tegen, Lily en Jamer dood, en nou mot dat arme kotertje bij een stel Dreuzels gaan wonen.”
“Ja ja, allemaal heel triest, maar verman je alsjeblieft, Hagrid. Dadelijk worden we nog betrapt”, fluisterde Minerva, en ze klopte Hagrid voorzichtig en wat aarzelend op zijn arm. Intussen stapte ik de tuinmuur over en liep ik verder naar de voordeur. Ik legde Harry op de deurmat en haalde de brief voor Petunia uit mijn mantel. Ik stopte de brief tussen Harry’s dekentjes en wandelde terug naar de anderen. Nog even staarden we gedrieën triest naar het bundeltje dekens.
“Nou”, zuchtte ik uiteindelijk. “Dat was het dan. We hebben hier verder niets te zoeken, dus laten we maar gaan feesten.” Niet dat Hagrid, Minerva of ik daarvoor in de stemming waren.
“Ja”, zei Hagrid zacht. “Laat ik eerste effe die motor naar Sirius terugbrengen. Nou, trusten, professor Anderling, professor Perkamentus.” Hagrid veegde zijn tranen af aan zijn mouw van zijn jas, stapte weer op de motor en vertrok. De motor steeg bulderend op in het duister en verdween uit het zicht.
“Ik zie u binnenkort weer, professor Anderling”, zei ik, en knikte haar vriendelijk toe. Minerva snoot haar neus. Ik draaide me om en liep de straat uit. Op de hoek bleef ik even staan. Ik nam mijn uitsteker, en met een klikje vlogen alle lichtbollen weer terug naar hun lantaarn. De Ligusterlaan was weer helder oranje verlicht. Ik zag nog net een cyperse kat aan de andere kant van de straat het hoekje om glippen. Het bundeltje voor de voordeur van nummer vier lag in de schaduw, en was moeilijker te onderscheiden. Ik kon het niet laten er nog even naar te kijken. “Veel geluk, Harry”, mompelde ik. Ik draaide me om en liep de straat uit. Een eindje verder, waar wat minder huizen stonden, verdwijnselde ik.
Reageer (4)
leuk verhaal. (nieuwe abo). maar waarom vertrouwd niemand sirius. Sirius is geweldig . Maar snel verder schrijven. verveel me, moet eigenlijk leren maar geen zin.
1 decennium geledenLeuk!
1 decennium geleden-o-
1 decennium geledenSirius Zwarts... Moet Perkamentus nu ni denken dat die de geheimhouder was?
1 decennium geleden