~ Hoofdstuk 15 ~
Op een regenachtige avond, aan het begin van oktober, zaten Herman, Harry en Ron rond de haard in de leerlingenkamer. Het was al laat en Harry was net teruggekomen van zijn straf bij Omber. Heerlijk op mijn gemak lag ik in de sjaal van Ron genesteld. Vanuit mijn ooghoeken hield ik Knikkebeen in de gaten, die net iets te vaak naar mij loerde. Ik las geïnteresseerd in het boek geschiedenis van de toverkunst. Het was helemaal niet zo saai als Ron altijd beweerde. Net toen ik een stuk aan het lezen was over een reuzenoorlog in Engeland rond de 14e eeuw, werd ik afgeleid door Herman. Ze praatte opgewonden tegen Harry.
Het ging over Harry als leraar, dat hij de kinderen op Zweinstein Verweer tegen de Zwarte Kunsten moest leren. Meteen was ik een en al oor. Die mislukte roze pad kon absoluut geen les geven, dat had ik wel geconstateerd na de enige les van haar waar ik wakker kon blijven. En als Harry echt zo goed was als ik dacht en had gehoord van anderen, kon dit wel eens een goed idee zijn!Benieuwd naar Harry zijn reactie, scheurde ik mijn ogen los van de bladzijde waar ik aan het lezen was. Hoopvol keek ik hem aan.
'Ik weet het niet' zei Harry na een lange stilte.
'Je mag er wel even over nadenken' zei Herman 'Maar het leek ons een goed idee'. Ze keek tersluiks naar Ron.
'Ik ga naar bed' mompelde Harry en hij stond op en stommelde de trap naar de slaapzaal op. Nou, als het zo zou lopen, moest ik zelf maar actie ondernemen. Nadat Ron ook naar de slaapzaal was vertrokken had hij me in een schuimig bad gestopt. Mijn haar was nu heerlijk droog en pluizig nadat Ron het had geföhnd. Vervolgens had hij me in bed gestopt en na tien minuten hoorde ik hem hard snurken. Stilletjes sloop ik uit bed, ging de trap af en zocht een prettig plekje bij het smeulende haardvuur in een grote stoel. Geduldig wachtte ik. Bijna was ik in slaap gesukkeld toen ik een zacht knalletje hoorde. Mijn ogen schoten open en ik zag de kenmerkende hoedenstapel bovenop het hoofd van Dobby balanceren. Opgewonden begon ik te piepen. Dobby keek blij op, holde naar me toe en aaide me zachtjes.
'Hallo Bob wezen meneer!' zei hij vrolijk.
'Kan je me helpen?' Piepte ik en keek smekend in zijn grote, ronde ogen.
Tot mijn verbazing leek het alsof hij me verstond, en knikte vrolijk.
'Ik heb honger, mag ik zo met je mee naar de keuken?'
'Natuurlijk, Bob wezen meneer! Het lijkt Dobby een eer als u meegaat!'
En met een knip van zijn vingers verdwijnselde hij, terwijl hij me stevig in zijn knuistje vasthield. Eenmaal in de keuken dacht ik eens goed na, terwijl ik een bord spaghetti naar binnen werkte. Op de een of andere manier moest ik Harry overhalen. Ik zou nog even afwachtte, want ik verwachtte dat Harry na nog een paar afschuwelijke lessen van de roze pad, wel van gedachten zou veranderden. Terwijl ik over dit plan nadacht, merkte ik niet dat de huiselfen een voor een uit de keuken verdwijnselden. Ik schrok op uit mijn overpeinzingen toen ik een knal hoorde. Om mij heen was de keuken leeg. Stom van me, de elfen waren natuurlijk de kamers schoonmaken, nu moest ik terug naar mijn bed lopen! Verontwaardigd begon ik aan mijn lange tocht. Toen ik na twintig minuten ergens op de vierde verdieping even uitrustte tegen een muur hoorde ik slepende voetstappen. Angstig drukte ik me tegen de muur, hopend dat degene die daar aankwam me niet zou zien. In het licht van de flakkerende toortsen zag ik een lange schaduw
'Zozo, wat hebben we hier?' Het was Argus Vilder, de vieze oude conciërge. Om zijn benen cirkelde zijn enge kat. Woedend keek ik omhoog.
'Kom jij maar eens even mee!' Breed grijnzend onthulde hij een rij scheve, bruine tanden. Hij stak een harige hand uit en tilde me hardhandig op. Ik werd bang, wat ging er gebeuren? Hij propte me in een van zijn naar mottenballen stinkende zakken. Ik zag geen hand voor ogen.
Reageer (6)
Je verhaal is echt koel, en Bob is echt schattig
1 decennium geledenHij kan wel veel eten voor zo'n klein beestje
Maar waarom moet je nou op het spannendste moment stoppen, schrijf snel verder!!